ECLI:NL:RBSGR:2001:AA9873
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- F.C.H.M. Robbers
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding over onrechtmatige toegang tot leegstaande ruimtes
In deze zaak, die op 7 februari 2001 door de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, hebben eisers, [eiser1] en [eiser2], een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie). De eisers, die zich op 15 januari 2001 toegang hebben verschaft tot enkele leegstaande ruimtes aan de Turfmarkt in Den Haag, vorderen een verbod op de toepassing van strafrechtelijke dwangmiddelen door de gedaagde, waaronder aanhouding, in verband met hun voornemen om de afdichtingen van deze ruimtes te verwijderen. De eisers beweren dat zij recht hebben op toegang tot de ruimtes, omdat zij deze als woning in gebruik hebben genomen, en dat het verwijderen van de afdichtingen geen strafbare vernieling is in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De gedaagde heeft de vordering gemotiveerd bestreden en betwist dat de eisers een huisrecht hebben gevestigd. De President van de rechtbank oordeelt dat de eisers, door de afdichtingen te willen verwijderen, opzettelijk goed dat aan een ander toebehoort, zouden vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken. De President stelt vast dat de eisers niet gerechtigd zijn om de afdichtingen te verwijderen, omdat dit een inbreuk op de eigendomsrechten van de rechthebbende inhoudt. De President wijst de vordering van de eisers af en veroordeelt hen in de kosten van het geding.
De uitspraak benadrukt dat het recht op bescherming tegen huisvredebreuk niet het recht met zich meebrengt om inbreuken te maken op andermans eigendomsrechten. De President concludeert dat de eisers de wederrechtelijkheid van hun handelen niet kunnen ontkennen en dat de gedaagde niet kan worden verboden om op te treden tegen deze inbreuk.