ECLI:NL:RBSGR:2001:AB0322
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- W.J. van Brussel
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 3 EVRM bij overdracht van asielzoeker aan Portugese autoriteiten
In deze zaak gaat het om de vraag of de overdracht van de verzoeker aan de Portugese autoriteiten in overeenstemming is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De verzoeker, een Angolese asielzoeker, is op 27 september 2000 vanuit Luanda naar Nederland gereisd met een Schengenvisum afgegeven door de Portugese autoriteiten. Bij aankomst in Nederland is hem de toegang geweigerd en is hij in detentie geplaatst. De verzoeker heeft een asielaanvraag ingediend, maar de Staatssecretaris van Justitie heeft deze niet-ontvankelijk verklaard op grond van de Dublin Overeenkomst, die bepaalt dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag.
De president van de rechtbank heeft de vraag beantwoord of de overdracht aan Portugal in strijd is met artikel 3 EVRM, dat verbiedt dat iemand wordt blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. De president heeft vastgesteld dat de Portugese wetgeving voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de verzoeker tegen dergelijke behandelingen. De president heeft daarbij verwezen naar een brief van de Portugese autoriteiten waarin wordt bevestigd dat de Portugese asielwetgeving in overeenstemming is met het EVRM en dat er procedurele waarborgen zijn voor asielzoekers.
De president heeft geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de verzoeker bij terugkeer naar Portugal het risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 EVRM. De president heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard, met de overweging dat nader onderzoek niet zou bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak. De uitspraak is gedaan op 22 januari 2001.