ECLI:NL:RBSGR:2001:AB0666
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling met vals paspoort en risico op onttrekking aan uitzetting
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 januari 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, A, van (gestelde) Srilankaanse nationaliteit. Eiser was op 3 januari 2001 in bewaring gesteld op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) vanwege het vermoeden dat hij zich aan uitzetting zou onttrekken. Eiser had bij zijn poging om Nederland te verlaten een vals paspoort gebruikt, wat leidde tot zijn aanhouding op Schiphol. De rechtbank moest beoordelen of de aanname van de Staatssecretaris van Justitie, dat eiser zich aan uitzetting zou onttrekken, terecht was.
Tijdens de zitting op 16 januari 2001, waar eiser werd bijgestaan door zijn advocaat mr. J. Hemelaar, werd het standpunt van eiser gepresenteerd. Eiser stelde dat hij niet aan het toezicht in Nederland onttrok, omdat hij op het punt stond Nederland te verlaten. Hij had de intentie om asiel aan te vragen in Canada en verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank in Zwolle. Eiser betoogde verder dat de Staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelde, aangezien er nog geen bericht van de Franse autoriteiten was ontvangen.
De rechtbank overwoog dat het belang van de openbare orde de bewaring kon rechtvaardigen, vooral gezien het feit dat eiser geen geldige verblijfsvergunning had en zijn identiteit en nationaliteit niet vaststonden. De rechtbank concludeerde dat de aanname van de Staatssecretaris niet ongegrond was, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank oordeelde dat de bewaring gerechtvaardigd was en dat er geen gronden waren om de maatregel op te heffen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.