ECLI:NL:RBSGR:2001:AB0688
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding na zesmaandentermijn in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 januari 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de onrechtmatige bewaring van eiser, een vreemdeling van Indiase nationaliteit. Eiser was op 4 juni 2000 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet, met een last tot uitzetting. Na het verstrijken van de zesmaandentermijn op 5 december 2000, heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen gronden waren voor voortduring van de bewaring. De rechtbank oordeelde dat het belang van eiser bij invrijheidstelling zwaarder woog dan het belang van de verweerder om eiser in bewaring te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet tijdig de belangen opnieuw had afgewogen en dat de bewaring onrechtmatig was vanaf de datum waarop de zes maanden waren verstreken.
Eiser had eerder beroep ingesteld tegen de bewaring, maar dit was ongegrond verklaard. De rechtbank heeft nu geoordeeld dat eiser recht heeft op schadevergoeding voor de periode dat hij onterecht in bewaring was gehouden. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van ƒ 1.950,- voor de dertien dagen dat eiser in bewaring was na de zesmaandentermijn. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op ƒ 1.420,-. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft de schadevergoeding.