ECLI:NL:RBSGR:2001:AB0918
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting en rechtmatigheid van besluit
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 15 februari 2001 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Turkse vreemdeling, die in Nederland verblijft. De vreemdeling had een aanvraag om toelating ingediend op basis van de Tijdelijke regeling witte illegalen, maar deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen. De vreemdeling werd meegedeeld dat hij Nederland binnen twee weken moest verlaten, terwijl hij een bezwaarschrift had ingediend tegen deze beslissing. De vraag die aan de president werd voorgelegd, was of de uitzetting van de vreemdeling hangende de bezwaarfase niet achterwege moest blijven.
De president oordeelde dat de beslissing van de verweerder om de uitzetting niet achterwege te laten, onrechtmatig was. De president stelde vast dat er voldoende aanleiding was om aan te nemen dat het bezwaar van de vreemdeling een redelijke kans van slagen had. De president vond dat de motivering van de beslissing van de verweerder niet deugdelijk was en dat de vreemdeling niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de beschuldigingen van het verstrekken van onjuiste gegevens. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de vreemdeling een schijnrelatie had aangegaan om verblijf in Nederland te verkrijgen.
De president heeft de voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de vreemdeling niet verwijderd mocht worden totdat op het bezwaar was beslist. Tevens werd de Staatssecretaris van Justitie veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, die op 1420 gulden werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van besluiten in vreemdelingenzaken en de rechten van vreemdelingen tijdens de bezwaarfase.