ECLI:NL:RBSGR:2001:AB0921
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling met criminele antecedenten en gebrek aan medewerking aan identiteitsonderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 16 januari 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduring van de bewaring van eiser, een vreemdeling van (gestelde) Joegoslavische nationaliteit. Eiser was sinds 2 juni 2000 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet, en had inmiddels zeven maanden in bewaring doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de voortduring van de bewaring gerechtvaardigd was, omdat eiser niet meewerkte aan het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit. Dit bleek onder andere uit een proces-verbaal van 7 juni 2000, waarin eiser verklaarde niet van plan te zijn terug te keren naar zijn land en dat hij verwachtte schadevergoeding te ontvangen.
De rechtbank overwoog dat er nog steeds zicht op uitzetting bestond, gezien het lopende onderzoek bij de autoriteiten van de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ) en de goede contacten die verweerder had met deze autoriteiten. Eiser had eerder op 4 juli 2000 zijn identiteit gepresenteerd bij de FRJ, maar er was tot op dat moment geen laissez-passer verstrekt. De rechtbank concludeerde dat, hoewel na zes maanden bewaring het belang van de vreemdeling bij invrijheidstelling in het algemeen zwaarder zou wegen, in dit specifieke geval de omstandigheden zodanig waren dat de voortduring van de bewaring nog gerechtvaardigd was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft het al dan niet toekennen van schadevergoeding of de hoogte daarvan.