ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1053
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verstrekking van vaccin tegen mond- en klauwzeer in kort geding
In deze zaak, die op 12 april 2001 door de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, vorderde eiser, een veehouder en veehandelaar, de verstrekking van vaccin tegen mond- en klauwzeer (mkz) door de Staat der Nederlanden. Eiser had sinds 1962 zijn bedrijf uitgeoefend en had tot 1991 zijn vee jaarlijks laten vaccineren tegen mkz. Echter, door een wijziging in de Europese richtlijn 90/423/EEG was vaccinatie tegen mkz vanaf 1 januari 1992 verboden. Ondanks een uitbraak van mkz in Nederland in maart 2001, was er geen uitbraak in de omgeving van het bedrijf van eiser. Eiser verzocht de gedaagde, de Staat, om voldoende vaccin ter beschikking te stellen, maar ontving geen antwoord. Eiser stelde dat het beleid van de Europese Commissie tegenstrijdig was, omdat er enerzijds een verbod op vaccinatie was, maar anderzijds financiële steun werd verleend voor de opslag en aanmaak van mkz-vaccin. Eiser betoogde dat de verordening terzijde moest worden gesteld en dat het niet verstrekken van het vaccin onrechtmatig was.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet ontvankelijk was in zijn vordering. De president van de rechtbank concludeerde dat de brief van eiser aan de gedaagde, waarin hij om het vaccin vroeg, kon worden gezien als een aanvraag voor een besluit op basis van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren. De gedaagde had echter niet binnen een redelijke termijn gereageerd op deze aanvraag. De rechtbank wees erop dat eiser de mogelijkheid had om bezwaar te maken tegen het niet tijdig beslissen en dat er een rechtsgang openstond bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Uiteindelijk werd eiser veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de gedaagde waren begroot op € 1.950,--, inclusief griffierecht.