ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1113
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F. Salomon
- Rechtspraak.nl
Legalisatie en mvv-vereiste in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 januari 2001, gaat het om een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor twee Bengalese eisers. De referent, de vader van de eisers, had op 8 april 1999 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 2 november 1999 afgewezen. De eisers, die in Bangladesh verbleven, hebben bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens hebben zij beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet adequaat zijn geïnformeerd over de noodzaak om gelegaliseerde geboorteakten over te leggen, wat een schending van het motiveringsbeginsel inhoudt. De rechtbank stelt vast dat de referent niet op de hoogte was van het vereiste van legalisatie en dat hij niet de gelegenheid heeft gekregen om dit verzuim te herstellen. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet met de nodige zorgvuldigheid is genomen.
De rechtbank overweegt verder dat de stelling van de verweerder dat de feitelijke gezinsband tussen de referent en de eisers is verbroken, niet kan worden gevolgd. De rechtbank stelt vast dat de referent, ondanks dat hij in Nederland verblijft, regelmatig contact heeft onderhouden met zijn kinderen en hen financieel heeft ondersteund. De rechtbank concludeert dat de gezinsband niet als verbroken kan worden beschouwd, aangezien de referent altijd de intentie heeft gehad om zijn kinderen naar Nederland te laten komen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand. Tevens wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld in de proceskosten van de eisers.