ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1178
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van Sudanese minderjarige
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 19 maart 2001 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag van een Sudanese minderjarige. De verzoeker, die sinds 18 februari 2001 in Nederland verblijft, had op 1 maart 2001 een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling, welke op 3 maart 2001 door de Staatssecretaris van Justitie was afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te voorkomen totdat op zijn bezwaar was beslist.
De president overwoog dat de uitreiking van de bestreden beschikking niet conform het beleid was geschied, maar dat verzoeker niet in zijn belangen was geschaad. De president stelde vast dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij de Sudanese nationaliteit bezat en dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor toelating als vluchteling. De president concludeerde dat de weigering van de Staatssecretaris om verzoeker toe te laten als vluchteling terecht was en dat er geen klemmende redenen van humanitaire aard waren om hem een vergunning tot verblijf te verlenen.
De president verklaarde het bezwaar ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tegen deze uitspraak stond geen gewoon rechtsmiddel open. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om voldoende bewijs te leveren van hun identiteit en vluchtmotieven, en bevestigt dat de procedurele fouten in de uitreiking van de beschikking niet automatisch leiden tot schending van rechten van de verzoeker.