ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1211
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.A.A. Mondt-Schouten
- Rechtspraak.nl
Voorlopig bevel tot bewaring van vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 16 maart 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen een voorlopig bevel tot bewaring van een vreemdeling, A, die in het Huis van Bewaring te Middelburg verblijft. De vreemdeling, geboren in 1976 en van Joegoslavische nationaliteit, werd op 15 december 2000 aangehouden op verdenking van woninginbraken en verblijft sindsdien in strafrechtelijke detentie. Op 27 februari 2001 werd er een voorlopig bevel tot bewaring afgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling niet beschikt over een geldige titel tot verblijf, geen geldig identiteitsbewijs heeft en niet over voldoende middelen van bestaan beschikt. Dit leidde tot het ernstige vermoeden dat hij zich aan uitzetting zou onttrekken. Daarnaast is de vreemdeling verdacht van het plegen van een strafbaar feit, wat de rechtbank ertoe bracht te concluderen dat de vreemdeling terecht in voorlopige bewaring was gesteld.
De rechtbank heeft ook overwogen dat het verzoek van de vreemdeling om opheffing van het bevel tot bewaring niet kansrijk was, gezien zijn criminele antecedenten. De rechtbank heeft het belang van de openbare orde zwaarder laten wegen dan het belang van de vreemdeling, die zich reeds in hechtenis bevond. De rechtbank heeft de procedure gevolgd zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht en heeft de partijen de gelegenheid gegeven om aanvullende informatie te verstrekken. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het voorlopig bevel tot bewaring rechtmatig was en dat er geen grond was voor schadevergoeding. Het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.