ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1236
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Toepassing van vrijheidsontnemende maatregel in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 12 februari 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van eiser, een vreemdeling van (gestelde) Surinaamse nationaliteit. Eiser was op 11 november 2000 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet, en had eerder al een beroep ingesteld dat ongegrond was verklaard. De rechtbank moest nu beoordelen of de voortgezette bewaring gerechtvaardigd was. Eiser stelde dat er geen reëel perspectief op uitzetting was, omdat hij pas op 13 maart 2001 in persoon zou worden gepresenteerd bij de Surinaamse autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat het tijdsverloop van 2½ maand niet disproportioneel was en dat er voldoende voortgang was in het onderzoek naar de identiteit van eiser. De rechtbank nam daarbij in overweging dat er sinds het begin van het jaar al vijf laissez-passers waren verstrekt door de Surinaamse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd was met de wet en dat deze in redelijkheid gerechtvaardigd was. Het beroep werd ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.