ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1497
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Geheimhouding van informatie tussen eiser en het Openbaar Ministerie in kort geding
In deze zaak, die op 9 mei 2001 door de Rechtbank 's-Gravenhage werd behandeld, vorderde eiser, verblijvende in de Extra Beveiligde Inrichting te Vught, dat gedaagden, waaronder de Staat der Nederlanden en verschillende ministers, zich zouden onthouden van het doen van mededelingen over de inhoud van gesprekken die hij had gevoerd met het Openbaar Ministerie (OM). Deze gesprekken waren gebaseerd op een overeenkomst uit 1998, waarin geheimhouding was afgesproken. Eiser stelde dat de geheimhouding was geschonden, onder andere doordat informatie was gelekt naar de pers, wat zijn veiligheid in gevaar bracht.
De rechtbank oordeelde dat de geheimhouding van de inhoud van de gesprekken met de officier van justitie, Teeven, moest worden gewaarborgd. De rechtbank wees de vorderingen van eiser toe, met uitzondering van de vorderingen die betrekking hadden op de mededelingen over de totstandkoming van de overeenkomst en de besloten zittingen. De rechtbank verklaarde eiser niet-ontvankelijk in zijn vorderingen tegen de ministers, omdat zij als organen van de Staat werden beschouwd. De rechtbank legde gedaagde sub 1, de Staat, op om binnen een week na betekening van het vonnis alle aantekeningen en documenten die verband hielden met de overeenkomst te vernietigen.
De uitspraak benadrukte het belang van geheimhouding in het kader van de veiligheid van eiser en de verplichtingen van de Staat om de gemaakte afspraken na te komen. De rechtbank concludeerde dat de Staat in de kosten van het geding werd veroordeeld, en dat de bevelen uitvoerbaar bij voorraad waren. Dit vonnis is van belang voor de rechtsbescherming van personen die in een kwetsbare positie verkeren en de noodzaak van geheimhouding in gevoelige zaken.