ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1921
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- F. Salomon
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitzetting van Angolese vreemdeling
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 7 maart 2001 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Angolese vreemdeling, A, die sinds 1990 in Nederland verblijft. A had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden, maar deze aanvraag werd buiten behandeling gesteld omdat hij niet beschikte over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). A maakte bezwaar tegen deze beslissing en vroeg de rechtbank om de uitzetting hangende de bezwaarfase te schorsen.
De president oordeelde dat de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie om de uitzetting niet achterwege te laten, onrechtmatig was. De president stelde vast dat de contra-indicatie die aan A was tegengeworpen, niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank wees erop dat de werkinstructie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ruimte laat voor een belangenafweging, en dat in dit geval niet was aangetoond dat A's situatie aanleiding gaf voor de contra-indicatie. De president concludeerde dat het belang van A bij het treffen van de voorlopige voorziening zwaarder woog dan het belang van de Staat bij onmiddellijke uitvoering van de uitzetting.
De president heeft het verzoek toegewezen en de Staatssecretaris verboden A uit Nederland te verwijderen gedurende de bezwaarprocedure. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van A, die op f 1.420,-- werden begroot, en werd de Staat aangewezen als rechtspersoon voor de vergoeding van het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen in vreemdelingenzaken, vooral wanneer er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden.