ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1922
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Grijns
- Rechtspraak.nl
Toekenning van vergunning tot verblijf voor arbeid als zelfstandige aan Russische eisers
In deze zaak gaat het om de toekenning van een vergunning tot verblijf voor arbeid als zelfstandige aan twee Russische eisers, A en B. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 22 februari 2001 uitspraak gedaan in de bodemzaak, waarin de eisers in beroep gingen tegen de weigering van de Staatssecretaris van Justitie om hen een vergunning tot verblijf te verlenen. De eisers hadden op 12 juni 1997 aanvragen ingediend voor een vergunning tot verblijf, waarbij eiser A aangaf een bedrijf te willen exploiteren in de groothandel van afbouwmaterialen, en eiseres B een aanvraag deed om verblijf bij haar echtgenoot en arbeid in loondienst te verrichten. De rechtbank moest beoordelen of de weigering van de vergunningen rechtmatig was, waarbij verweerder stelde dat de belangrijkste voorwaarde voor de vergunning was dat met de bedrijfsactiviteiten een wezenlijk Nederlands economisch belang gediend moest worden.
De rechtbank oordeelde echter dat deze voorwaarde niet expliciet als de belangrijkste voorwaarde in de Vreemdelingencirculaire was opgenomen. De rechtbank stelde vast dat de specifieke vereisten voor een vergunning tot verblijf voor zelfstandigen in hoofdstuk B12/3 van de Vc zijn opgenomen, waarbij de belangrijkste voorwaarde is dat de vreemdeling als zelfstandige een bedrijf moet exploiteren. De rechtbank concludeerde dat eiser A nog steeds een bedrijf als zelfstandige uitoefende en dat hij daarmee voldeed aan de belangrijkste voorwaarde voor de vergunning. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de bestreden besluiten van de Staatssecretaris van Justitie, waarbij de rechtbank verweerder opdroeg om nieuwe beschikkingen te geven in overeenstemming met deze uitspraak.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die op f. 1.420,-- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, S. Yavuz, en er stond geen hoger beroep open tegen deze uitspraak.