ECLI:NL:RBSGR:2001:AB2003
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling van een Chaldeeuwse christen uit Irak met vestigingsalternatief in Noord-Irak
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage geoordeeld over de aanvraag van eiser, een Chaldeeuwse christen uit Baghdad, om als vluchteling in Nederland te worden toegelaten. Eiser had eerder aanvragen ingediend voor toelating als vluchteling en een vergunning tot verblijf, die door de Staatssecretaris van Justitie waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris bij zijn besluitvorming is uitgegaan van onjuiste feiten, met name over de locatie van Al Qosh, waar eiser tijdelijk verbleef. De rechtbank oordeelde dat deze onjuiste feiten van doorslaggevend gewicht waren voor de afwijzing van de aanvragen.
Eiser heeft aangevoerd dat hij in Irak te vrezen heeft voor vervolging vanwege zijn geloof en afkomst. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Centraal-Irak daadwerkelijk te vrezen heeft voor vervolging. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar ambtsberichten die aangeven dat christenen in Centraal-Irak niet systematisch worden vervolgd. Eiser heeft weliswaar problemen ondervonden, maar deze zijn niet van zodanige aard dat ze als vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard voor zover het betreft de weigering van de vergunning tot verblijf zonder beperkingen. De rechtbank heeft de beschikking van de Staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen een nieuwe beschikking te geven, waarbij rekening moet worden gehouden met de onjuiste feiten die aan de eerdere beslissing ten grondslag lagen. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser. De uitspraak is gedaan op 8 januari 2001, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.