ECLI:NL:RBSGR:2001:AB2008
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Bewaring en belangenafweging in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 4 april 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bevel tot bewaring van een vreemdeling, A, van Surinaamse nationaliteit. Eiser was op 9 maart 2001 in vreemdelingenbewaring gesteld op grond van artikel 26 van de Vreemdelingenwet (oud). De rechtbank oordeelde dat het bevel tot bewaring niet onverwijld was uitgereikt, wat in strijd is met artikel 83 van het Vreemdelingenbesluit (oud). Echter, de rechtbank concludeerde dat deze schending niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid van de inbewaringstelling. De rechtbank overwoog dat de belangen van de vreemdeling, die op dezelfde dag op de hoogte was gesteld van de inbewaringstelling en beroep had ingesteld, niet in relevante mate waren geschaad. De rechtbank benadrukte dat de ratio van artikel 83 Vb (oud) is dat de vreemdeling onverwijld op de hoogte moet worden gesteld van de gronden van zijn vrijheidsontneming en de mogelijkheden om rechtsmiddelen aan te wenden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de uitreiking van het bevel niet onverwijld was, de vreemdeling niet in zijn belangen was geschaad omdat hij tijdig op de hoogte was gesteld en beroep had ingesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank concludeerde dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd was met de wet en dat deze gerechtvaardigd was in het licht van de betrokken belangen.