ECLI:NL:RBSGR:2001:AB2414
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak van Koerdische vrouw uit Noord-Irak
In deze zaak verzocht een Koerdische vrouw uit Noord-Irak, die met haar vier minderjarige kinderen in Nederland verblijft, om een voorlopige voorziening in het kader van haar asielaanvraag. De vrouw vreesde voor vervolging door de KDP en haar (schoon)familie in Irak, na meerdere verkrachtingen door de neef van haar man, wat leidde tot een ongewenste zwangerschap. De president van de rechtbank oordeelde dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat zij daadwerkelijk te vrezen had voor vervolging door de KDP, maar dat de omstandigheden rondom de verkrachtingen en de culturele context in Noord-Irak wel degelijk een reden vormden om een vergunning tot verblijf te overwegen. De president wees het verzoek om voorlopige voorziening toe, waarbij verweerder werd opgedragen om zich te onthouden van uitzettingsmaatregelen totdat op het bezwaar was beslist. De rechtbank oordeelde dat de gebeurtenissen die de vrouw had meegemaakt niet waren betwist door de verweerder en dat deze in het licht van het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken moesten worden bezien. De president concludeerde dat er voldoende redenen waren om de vrouw en haar kinderen voorlopig in Nederland te laten verblijven totdat er een definitieve beslissing op haar asielaanvraag was genomen.