ECLI:NL:RBSGR:2001:AB2420

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/16206
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Somaliër van de bevolkingsgroep Reer Hamar

In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiser, een Somaliër van de bevolkingsgroep Reer Hamar, die in 1991 Somalië heeft verlaten vanwege de vluchtelingrechtelijke vervolging van zijn familieleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser behoort tot de kwetsbare bevolkingsgroep Reer Hamar, wat bij de beoordeling van zijn asielrelaas van groot belang is. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de positie van de Reer Hamar in het algemeen kwetsbaar is, dit op zichzelf niet automatisch leidt tot de status van vluchteling. Eiser heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze is door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen. De IND heeft gesteld dat er geen bewijs is dat eiser in Somalië voor vervolging te vrezen heeft, en dat hij zich eventueel kan vestigen in Noord-Somalië, waar hij geen problemen zou ondervinden.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende duidelijkheid is over de omstandigheden die hebben geleid tot het vertrek van eiser uit Somalië. De rechtbank heeft de beslissing van de IND vernietigd en bepaald dat de IND opnieuw op de aanvraag moet beslissen, met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser toegewezen aan de Staat der Nederlanden. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 mei 2001, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 01/16206
uitspraak: 11 mei 2001
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1982,
van Somalische nationaliteit,
IND dossiernummer 0104.20.8027,
eiser,
gemachtigde: mr. G.E. Jans, advocaat te Amsterdam;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M.B. Langius,
ambtenaar ten departemente.
1 Procesverloop
1.1 Op 20 april 2001 heeft eiser een aanvraag aanvraag tot het verlenen van een verblijfsverguning asiel voor bepaalde tijd gedaan. Bij beschikking van 23 april 2001 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd.
1.2 Bij beroepschrift van 23 april 2001 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking.
Het beroep is ter zitting van 4 mei 2001 behandeld. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. Voor zover nodig zullen daarbij worden betrokken feiten en omstandigheden die na de niet inwilliging van de aanvraag zijn opgekomen. Aangezien verweerder de aanvraag heeft afgewezen in het aanmeldcentrum (AC), dient beoordeeld te worden of de aanvraag in het kader van de AC-procedure zonder schending van eisen van zorgvuldigheid had kunnen worden afgedaan.
3 Standpunten
3.1 Het asielrelaas van eiser komt op het volgende neer. Eisers vader en twee zussen zijn tijdens de oorlog in 1991 vermoord. Eiser was op dat moment 8 jaar oud.
Eiser is daarop met zijn oma naar Jemen gevlucht. Tot zijn komst naar Nederland heeft eiser illegaal in Jemen gewoond. Vanwege discriminatie in Jemen en meer in het bijzonder vanwege problemen met een Jeminitische bende die hem wilden dwingen een aanslag voor hem te plegen en daarnaast vanwege problemen met zijn gezondheid is eiser - op advies van de reisagent - naar Nederland vertrokken.
3.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat geen enkel vermoeden bestaat dat eiser in Somalië voor vluchtelingenrechtelijke vervolging heeft te vrezen.
Eiser is documentloos en zijn relaas is niet betrouwbaar nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het onbreken van documenten niet aan hem is toe te rekenen en hij geen opening van zaken geeft over zijn reisroute.
In Somalië heeft eiser persoonlijk geen problemen ondervonden. Voor zover eiser bij terugkeer naar zijn woonplaats Mogadishu in Somalië problemen vreest vanwege zijn afkomst of vanwege de problemen van zijn vader, wordt overwogen dat eiser zich aan eventuele problemen kan ontrekken door zich in Noord-Somalië te vestigen. Uit het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 16 februari 2000 volgt dat eiser zich (bij leden van de Ashraf-clan) in Noord-Somalië kan vestigen. De terugkeer van eiser naar Somalië is, in verband met de algehele situatie aldaar, niet van bijzondere hardheid.
De problemen die eiser stelt te hebben ondervonden in Jemen kunnen niet leiden tot toekenning van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Bij de beoordeling van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt in beginsel alleen gekeken naar het asielrelaas, voorzover het feiten en omstandigheden in het land van herkomst betreft.
3.3 Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn aanvraag op grond van zijn stamafkomst ten onrechte in het AC is afgedaan. De stelling van verweerder dat eiser in Somalië een vestigingsalternatief heeft is niet in overeenstemming met uitspraken van deze rechtbank van 15 november 2000 en 12 april 2001 (Awb 01/12231).
4 Overwegingen
4.1 Niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Somalië zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd dient te worden verleend. Het zal daarom aannemelijk moeten zijn dat met betrekking tot eiser persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan kan worden geoordeeld dat een dergelijke verblijfsvergunning dient te worden verleend.
Op grond van artikel 1(A) van het Vluchtelingenverdrag worden vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling beschouwd.
4.2 De rechtbank oordeelt als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser behoort tot de bevolkingsgroep Reer Hamar. Hoewel dit gegeven er op zichzelf nog niet toe leidt dat eiser als verdrachtsvluchteling dient te worden aangemerkt, verkeren leden van de Reer Hamar in het algemeen wel in een uiterst kwetsbare positie, hetgeen bij de beoordeling van hun individuele asielrelaas terdege in ogenschouw moet worden genomen. De Rechtseenheidskamer van deze rechtbank heeft in dit verband bij uitspraken van 14 juli 2000 (Awb 00/1790 en 00/1775) overwogen dat de positie van leden van de Reer Hamar zodanig is dat een individueel lid van deze bevolkingsgroep reeds als vluchteling moet worden aangemerkt indien slechts in geringe mate blijkt van op de persoon gerichte daden van vervolging, welke in verband kunnen worden gebracht met de etnische afkomst.
Verweerder heeft eisers relaas, dat er kort gezegd op neerkomt dat hij Somalië in 1991 in verband met de vluchtelingrechtelijke vervolging van zijn familieleden heeft moeten verlaten, niet in twijfel getrokken. Hoewel verweerder moet worden toegegeven dat het veiliheidsrisico dat eiser bij terugkeer loopt thans, na ommekomst van jaren, zal zijn afgenomen, bestaat thans onvoldoende duidelijkheid over de gebeurtenissen en omstandigheden die indertijd voor eisers vertrek aanleiding zijn geweest om dit risico op waarde te schatten.
Gelet hierop leende de zaak zich naar he oordeel van de rechtbank niet voor afdoening in het AC.
4.3 Nu eiser in het gelijk wordt gesteld, wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten.
5 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking d.d. 23 april 2001;
- bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvraag zal beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ad ƒ 1.420,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiser dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.J.M. Pinners als griffier op 11 mei 2001.
_________________________________________________________________________
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen op de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 11 mei 2001