ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-925619-01, 09-925838-99 (tul)
rolnummer 0005
's-Gravenhage, 9 augustus 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in het Penitentiair Complex Scheveningen, Unit 1, Huis van Bewaring te 's-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 juli 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr Dubbeld-Haks, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Hemstede heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 28 april 1999 is veroordeeld, te weten 7 dagen gevangenisstraf.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft, korte tijd nadat zijn detentie op basis van een eerdere uitspraak was beëindigd, een overval gepleegd op het Haagsch Filmhuis, waarbij hij het personeel van die bioscoop heeft gedwongen tot afgifte van de inhoud van de kassa door hen te bedreigen en te doen alsof hij een (vuur)wapen op hen gericht had. Daarnaast heeft verdachte op een vergelijkbare wijze getracht een overval te plegen op bioscoop Lumière te Rotterdam. Verdachte pleegde deze feiten om in zijn drugsverslaving te voorzien. Hij heeft door zijn handelwijze de slachtoffers veel overlast en schade bezorgt. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij niet heeft stilgestaan bij de traumatische gevolgen die dergelijke gebeurtenissen kunnen hebben op de slachtoffers.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 9 mei 2001 reeds vele malen eerder voor vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld, waaronder diefstal met geweld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de brief van L. Falet, reclasseringswerker bij de justitiële verslavingszorg van psycho-medisch centrum Parnassia, d.d. 25 juli 2001, waarin geadviseerd wordt verdachte geen verplicht reclasseringscontact op te leggen aangezien verdachte zelf de weg kent binnen de zorg en zich op eigen initiatief onder behandeling kan laten stellen. De rechtbank neemt dit advies over. Zij ziet ook geen aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu verdachte er in het verleden meermalen blijk van heeft gegeven dat dat hem er niet van weerhoudt opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke straf van na te melden duur passend en geboden.
De vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie d.d. 19 juli 2001 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 28 april 1999, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd en die, na verlenging met een jaar bij vonnis van de politierechter d.d. 30 november 1999, zou eindigen op 15 mei 2002, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 14g, 45, 57, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 25 april 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 27 april 2001;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 28 april 1999, gewezen onder parketnummer 09-925838-99, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Valk en Schultsz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr De Kwant, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 augustus 2001.
Mr Schultsz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.