ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5009

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/8252
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C. Greeuw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 9 augustus 2001 uitspraak gedaan in een procedure waarbij een Afghaanse eiser verzocht om een proceskostenveroordeling. De eiser had op 7 oktober 2000 een vergunning tot verblijf zonder beperking verkregen, die op 1 april 2000 van rechtswege was omgezet in een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, als gevolg van de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep van de eiser was gericht op het verkrijgen van de status van toegelaten vluchteling, maar hij trok zijn beroep in omdat er door de wetswijziging geen belang meer was bij het voortzetten van de procedure. De rechtbank oordeelde dat er sprake is van 'tegemoetkomen' indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit geheel of gedeeltelijk neemt, tenzij dit besluit op andere gronden is genomen dan de indiener heeft aangevoerd. In dit geval was de rechtbank van mening dat de verleende verblijfsvergunning niet het gevolg was van de gronden die de eiser in zijn beroep had aangevoerd. Daarom werd het verzoek om kostenveroordeling afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. H.C. Greeuw, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en de griffier was drs. M.A.J. Arts. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Haarlem
Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
artikel 8:75a Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)
artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 00/8252 VRWET H
inzake: A, geboren op [...] 1980, van Afghaanse nationaliteit, verblijvende te B, eiser,
gemachtigde: mr. P.J. Wapperom, advocaat te Dordrecht,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. drs. A.A. Spoel, advocaat te 's-Gravenhage.
1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1.1 Door of namens eiser is bij beroepschrift van 5 september 2000, ter griffie ingekomen op 7 september 2000, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder d.d. 14 augustus 2000, strekkende tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift d.d. 18 februari 1998.
Bij brief van 25 mei 2001 heeft hij het beroep ingetrokken conform het gestelde in artikel 6:21, eerste lid, van de Awb. Bij de intrekking van het beroep heeft eiser verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a van de Awb bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de proceskosten.
1.2 Verweerder heeft, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, bij brief van 19 juni 2001 verweer gevoerd.
2. OVERWEGINGEN
2.1 In dit geding dient uitspraak te worden gedaan naar aanleiding van het namens eiser ingediende verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
2.2 De veroordeling van een partij in de proceskosten in bestuursrechtelijke gedingen is geregeld in artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het op het eerste lid van voornoemd artikel gebaseerde Besluit proceskosten bestuursrecht (Besluit van 22 december 1993, houdende nadere regels betreffende de proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedures, zoals gepubliceerd in het Staatsblad, 1993, nummer 763), hierna te noemen het Besluit.
2.3 Dit stelsel voorziet in de mogelijkheid om verweerder in de proceskosten te veroordelen ingeval de intrekking van het beroep heeft plaatsgevonden omdat verweerder geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen.
2.4 Verweerder stelt zich -zakelijk weergegeven- in zijn verweerschrift op het standpunt dat van tegemoetkomen aan eiser geen sprake is aangezien de huidige verblijfsvergunning van eiser een gevolg is van de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 en geen verband houdt met de gronden van het beroep van eiser. Aan eiser is per 7 oktober 2000 een vergunning tot verblijf zonder beperking als bedoeld in artikel 9 Vw (oud) verleend. Op voet van artikel 115, vierde lid, Vw 2000, is deze vergunning op 1 april 2000 van rechtswege aangemerkt als een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Het beroep van eiser was gericht op verkrijging van een status als toegelaten vluchteling. Eiser heeft zijn beroep ingetrokken omdat er door voornoemde wetswijziging geen belang meer was bij het voortzetten van de procedure.
2.5 De rechtbank oordeelt als volgt.
Van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a is sprake indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit geheel of gedeeltelijk neemt, tenzij dit besluit kennelijk is genomen op andere gronden dan de indiener van het beroepschrift heeft aangevoerd. In casu is zulks het geval nu eiser in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd van rechtswege ten gevolge van de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000.
2.6 Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
3. BESLISSING
De rechtbank:
wijst het verzoek om kostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Greeuw, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, in tegenwoordigheid van drs. M.A.J. Arts als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2001in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op: 9 augustus 2001
RECHTSMIDDEL.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.