ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5431
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. M. Beije
- C.H. Beuker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring op grond van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 oktober 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van eiser, die op 27 september 2001 in bewaring was gesteld na een WAV-controle. Eiser, geboren in 1970 en van onbekende nationaliteit, had geen rechtmatig verblijf in Nederland. De rechtbank oordeelde dat zij bevoegd was om de rechtmatigheid van de bewaring te toetsen, ondanks de stelling van verweerder dat dit niet het geval was. De rechtbank verwees naar artikel 21 van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV), dat bepaalt dat de bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing zijn op beroepen tegen besluiten op grond van de WAV.
De rechtbank overwoog dat de toetsing van de maatregel van bewaring zich ook uitstrekt tot de wijze waarop opsporingsambtenaren de WAV hebben toegepast. De rechtbank verwierp het argument van eiser dat de aanleiding voor de WAV-controle in het proces-verbaal vermeld moest worden. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring op goede gronden was opgelegd, gezien de vrees dat eiser zich aan de voorgenomen uitzetting zou onttrekken. De rechtbank oordeelde dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig was, omdat er voldoende zicht was op uitzetting op korte termijn.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.