·Eiseres heeft op 21 april 1999 een perceel grond van circa 550 m2 en water, gelegen aan de Teylingerkade en aan de Leede te Warmond, gekocht voor de koopprijs van ruim 1.4 miljoen gulden om ter plaatse een woonhuis te bouwen.
· Het bouwplan is in overleg met gedaagde ontwikkeld. De bouwaanvraag d.d. 22 mei 2000 voor dit perceel is op 31 mei 2000 bij gedaagde binnengekomen.
· Bij de eerste behandeling van de bouwaanvraag bleek dat het bouwplan in strijd was met het vigerende bestemmingsplan “Bebouwde Kom” uit 1985. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming Rj4, dat wil zeggen “botenloods” met een nokhoogte van vier meter.
· Het in voorbereiding zijnde nieuwe bestemmingsplan laat ter plaatse een woning toe.
· Na bestudering van het bouwplan bleek dat een bouwvergunning niet zonder vrijstelling zou kunnen worden verleend.
· B & W hebben de vrijstellingsprocedure van artikel 19 lid 2 Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) in werking gesteld en de bouwaanvraag alsmede het verzoek om vrijstelling ter inzage gelegd en op 2 augustus 2000 gepubliceerd in het plaatselijke blad.
· Op 5 februari 2001 hebben B & W de tegen het bouwplan ingediende bedenkingen ongegrond verklaard, met uitzondering van het bezwaar ten aanzien van de breedte van de woning. Tevens heeft gedaagde medegedeeld dat voor het gewijzigde bouwplan een verklaring van geen bezwaar bij Gedeputeerde Staten zou worden aangevraagd.
· Eiseres heeft het bouwplan aangepast aan de gewenste breedte van de woning (maximaal 11,25 meter) en heeft de aangepaste bouwtekening op 6 februari 2001 bij gedaagde ingediend.
· De bouwaanvraag is vervolgens opnieuw grondig bestudeerd. Uit onderzoek bleek dat het verlenen van een vrijstelling door B&W op grond van artikel 19 lid 2 WRO niet mogelijk zou zijn. Slechts het volgen van de procedure van artikel 19 lid 1 WRO zou het verlenen van een bouwvergunning mogelijk kunnen maken.
· Gedaagde heeft eind april 2001 de architect en eiseres hiervan op de hoogte gebracht. In het verslag van het overleg op het gemeentehuis in Warmond d.d. 27 april 2001 met betrekking tot de aanvraag van de bouwvergunning wordt hierover onder meer het volgende vermeld: ”Begin deze week heeft dhr. Goossens vastgesteld dat de door de gemeente gehanteerde art. 19.2 procedure niet de juiste blijkt te zijn. Zowel de opdrachtgever als architect betreuren de gang van zaken.”
· Na de mededeling van gedaagde aan eiseres dat er een nieuwe procedure zou moeten worden gevolgd alvorens een bouwvergunning zou kunnen worden verleend, die minimaal 63 weken zou gaan duren, heeft eiseres om financiële redenen besloten het perceel te verkopen.
· Eiseres heeft gedaagde voor de door haar als gevolg hiervan geleden schade aansprakelijk gesteld.
· Op 21 juni 2001 heeft tussen gedaagde, de echtgenoot van eiseres en haar advocaat een bespreking plaatsgevonden, waarbij gedaagde heeft aangeboden het perceel aan te kopen. Eiseres was toen al in verregaande onderhandeling met een derde over de verkoop van het perceel.
· Bij brief van 26 juni 2001 heeft gedaagde de advocaat van eiseres medegedeeld dat eiseres - voorzover er al sprake zou kunnen zijn van schade - deze schade in onvoldoende mate heeft beperkt door reeds (pre-)contractuele verplichtingen met derden te maken zonder daarover in eerste instantie met gedaagde in overleg te treden.
· Eiseres heeft het litigieuze perceel verkocht aan een derde voor de prijs van ƒ 1.475.000,--. Zij woont thans in een huurwoning en betaalt aan huur een bedrag van ƒ 3.600,-- per maand.