ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-925088-01
rolnummer 0008
's-Gravenhage, 14 november 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
Verdachte
geboren op 1965 te Voorburg,
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 maart 2001, 13 juni 2001, 5 september 2001 en 31 oktober 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr E.J.W.F. Deen, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Knobbout heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat:
- dat verdachte zich zal laten opnemen in de Henriëtte Hartsenkliniek te Zutphen en zolang in bedoelde kliniek zal blijven als de behandelende deskundigen dat nodig zullen achten en zich zal gedragen naar de aanwijzingen haar aldaar door of namens de directie gegeven;
- dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften haar te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, dit zolang die instelling zulks nodig acht.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf overwogen, dat verdachte doelbewust en midden op de dag brand heeft gesticht in de woning van haar ex-echtgenoot, gelegen op de 4e etage van een flatgebouw. Door aldus te handelen heeft verdachte het leven van de in het flatgebouw aanwezige personen ernstig in gevaar gebracht, aangezien brand zich immers snel en onbeheersbaar kan ontwikkelen. De omstandigheid dat hierbij geen slachtoffers zijn gevallen is een zeer gelukkige, die echter geenszins aan de verdachte te danken is. Aan het pand van de ex-echtgenoot en de zich daarin bevindende goederen is grote schade aangericht, alsmede aan verschillende belendende percelen, van welke de bewoners bovendien emotionele schade opgelopen kunnen hebben. Voorts veroorzaakt brandstichting gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte is aan dit alles echter volledig voorbij gegaan, hetgeen de rechtbank haar ernstig aanrekent.
De rechtbank heeft kennis genomen van een rapport van J.H. Ruijs, psycholoog, d.d. 3 april 2001, alsmede van een voorlichtingsrapport van Psycho-medisch centrum Parnassia d.d. 9 april 2001, opgemaakt door A. Kiers, uit welke rapporten blijkt dat verdachte kampt met drugsproblematiek en dat klinische behandeling gewenst is. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op een aanvullend voorlichtingsrapport d.d. 25 september 2001 van Kiers voornoemd, waaruit blijkt dat verdachte geïndiceerd is voor behandeling in de Henriëtte Hartsenkliniek te Zutphen, alwaar zij op 15 november 2001 opgenomen kan worden.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 25 januari 2001 niet eerder is veroordeeld.
Dit alles afwegende acht de rechtbank een vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden, inbegrepen het na te noemen voorwaardelijk deel en de bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de vrijheidsbenemende straf de maximale proeftijd van drie jaren verbinden, aangezien de verslavingsproblematiek van verdachte noopt tot een langdurige reclasseringsbegeleiding ter voorkoming van herhaling van het strafbaar gedrag.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN EN LEVENSGEVAAR VOOR EEN ANDER TE DUCHTEN IS;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 637 dagen;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 212 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht;
- dat de veroordeelde zich zal doen opnemen in de Henriëtte Hartsenkliniek, Piet Heinstraat 27 te Zutphen, en zich alsdan zal gedragen naar de aanwijzingen van de directie van die kliniek en deze niet zal verlaten zonder toestemming van die directie;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 15 januari 2001;
in voorlopige hechtenis gesteld op: 18 januari 2001;
welke voorlopige hechtenis gedurende 21 dagen
werd geschorst met ingang van: 23 augustus 2001;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 15 november 2001;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Stemker Köster, voorzitter,
Don en Spliet, rechters,
in tegenwoordigheid van mr De Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2001.