ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5806
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling van een Syrisch-orthodoxe christen uit Centraal-Irak
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Syrisch-orthodoxe christen uit Centraal-Irak, voor toelating als vluchteling in Nederland. Eiser heeft op 30 augustus 1997 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf, die door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op 10 augustus 1998 werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 18 november 1998 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 14 september 1999 het beroep ongegrond verklaarde. In 1999 werd de voorwaardelijke vergunning tot verblijf van eiser ingetrokken, wat leidde tot verdere juridische stappen van zijn kant.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de IND onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de positie van de Syrisch-orthodoxe christenen in Noord-Irak, waar eiser naar verwezen werd als vestigingsalternatief. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, in tegenstelling tot de veronderstelling van de IND, behoort tot de Syrisch-orthodoxe gemeenschap, die zeer klein is in Noord-Irak. De rechtbank heeft ook de getuigenis van deskundige Soeterik in overweging genomen, die bevestigde dat er slechts ongeveer 7000 Syrisch-orthodoxe christenen in Noord-Irak wonen en dat deze gemeenschap niet in staat is om nieuwkomers te ondersteunen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de beschikking van de IND vernietigd en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft benadrukt dat er geen (gewoon) rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak, wat betekent dat de beslissing definitief is. Deze uitspraak is gedaan op 31 mei 2001.