UITSPRAAK
Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
Sector Bestuursrecht
enkelvoudige kamer
Uitspraak
artikel 8:70 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 00/1647 VRWET
inzake: A, geboren op [...] 1964, van Surinaamse nationaliteit, wonende te B, eiseres,
gemachtigde: mr. drs. E.G. Oedayrajsingh Varma, advocaat te Amsterdam,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. E. Bervoets, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van verweerders ministerie.
1. Op 29 oktober 1999 heeft eiseres bij de korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland een aanvraag ingediend om verlening van een vergunning tot verblijf met als doel „verblijf bij Nederlandse vader C c.q. klemmende redenen van humanitaire aard“. Bij besluit van 9 december 1999 heeft verweerder deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Bij bezwaarschrift van 27 december 1999 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De gronden van het bezwaar zijn ingediend bij brief van 17 januari 2000. Het bezwaar is bij besluit van 28 januari 2000 ongegrond verklaard.
2. Bij beroepschrift van 21 februari 2000 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft partijen meegedeeld het beroep versneld te zullen behandelen. De gronden van het beroep zijn ingediend bij brief van 28 maart 2000. Op 19 april 2000 zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. In het verweerschrift van
29 maart 2001 heeft verweerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2001. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
1. In dit geding gaat de rechtbank uit van de volgende feiten. In mei 1997 is aan eiseres een visum voor 30 dagen verstrekt om de begrafenis van haar moeder in Nederland bij te wonen. Eiseres heeft in december 1997 haar vader in Nederland bezocht. Eiseres is in september 1999 wederom naar Nederland gekomen om haar vader te bezoeken en te verzorgen. Eiseres woont thans bij haar vader te B. Haar vader is geboren op [...] 1915 en heeft verschillende gezondheidsklachten.
Naar aanleiding van de aanvraag van eiseres om verlening van een vergunning tot verblijf heeft verweerder op 4 november 1999 eiseres in de gelegenheid gesteld voor 9 december 1999 een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) over te leggen, dan wel te motiveren waarom zou moeten worden afgezien van het mvv-vereiste. Eiseres heeft per brief van 5 december 1999 op dit verzoek gereageerd.
III. STANDPUNTEN PARTIJEN
1. Verweerder stelt zich blijkens het bestreden besluit op het standpunt dat de aanvraag op juiste gronden buiten behandeling is gesteld. Eiseres beschikte niet over een geldige mvv. Het beroep van eiseres op de hardheidsclausule slaagt niet. De omstandigheid dat eiseres hier te lande haar vader, die kampt met een slechte gezondheid, zou dienen te verzorgen, is niet van dien aard dat haar vrijstelling van het hebben van een geldige mvv zou moeten worden verleend.
Met het mvv-vereiste wordt bewerkstelligd dat de toetsing van de vraag of aan de toelatingsvoorwaarden wordt voldaan plaatsvindt zonder dat de vreemdeling zich hier te lande bevindt. Bij die toetsing kan ook acht worden geslagen op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Handhaving van het mvv-vereiste houdt evenwel niet noodzakelijkerwijs in dat aan het gezinsleven niet te eniger tijd hier te lande inhoud kan worden gegeven.
In het verweerschrift heeft verweerder het in het bestreden besluit ingenomen standpunt gehandhaafd. In aanvulling hierop is nog opgemerkt dat klemmende redenen van humanitaire aard op grond waarvan een beroep op de hardheidsclausule kan worden gedaan in beginsel gelegen dienen te zijn in de persoon van de vreemdeling. Weliswaar kunnen zich uitzonderingssituaties voordoen waarin de toelating van de vreemdeling in zodanige mate noodzakelijk is voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid van een hier te lande verblijvend persoon, dat het vasthouden aan het mvv-vereiste van onevenredige hardheid zou getuigen, maar in casu is daarvan geen sprake. Niet gebleken is dat de vader van eiseres zich voor wat betreft de zorg niet kan wenden tot de alhier aanwezige hulpverlenende instanties dan wel de hier te lande aanwezige mantelzorg. Overigens is niet gebleken van dusdanige bijzondere feiten of omstandigheden dat uit het recht op respect voor haar familie- of gezinsleven de positieve verplichting voortvloeit eiseres hier te lande verblijf toe te staan. De niet onderbouwde stelling dat eiseres' vader ernstig ziek is en dat eiseres - bij gebrek aan andere familieden - als enig kind de morele verplichting heeft om haar vader bij te staan en te verzorgen in wat wellicht de laatste dagen van zijn leven zijn, is van onvoldoende gewicht om op basis van de hardheidsclausule tot vrijstelling over te gaan.
Ter zitting heeft verweerder benadrukt dat er geen actuele en relevante stukken over de gezondheidsproblemen van eiseres' vader aanwezig zijn. Omdat de huidige gezondheidstoestand van de vader in de persoonlijke levenssfeer van eiseres en haar vader is gelegen, ligt het navraag doen naar en het onderbouwen van de gegevens met betrekking tot de gezondheidstoestand meer op eiseres' weg dan op die van verweerder. Mede hierom wil verweerder niet in de vraag treden of de tijdspanne die gemoeid is met de afgifte van een mvv aan eiseres in Suriname al dan niet de verwachte levensduur van haar vader zal overstijgen.
2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. De vader van eiseres is 85 jaar oud en ernstig ziek. Hij heeft enkele jaren geleden een hartinfarct gehad en een longontsteking opgelopen. Hij is slecht ter been en is leprapatiënt. Omdat zij het enig kind van haar vader is en omdat er verder geen familie is die voor hem kan zorgen - zijn echtgenote is in mei 1997 overleden - rust op eiseres de morele plicht haar vader te verzorgen en bij te staan in wat zijn laatste dagen kunnen zijn. Het is niet onwaarschijnlijk dat haar vader, wanneer eiseres terug moet naar Suriname om een mvv aan te vragen en de afgifte ervan - hetgeen vele maanden in beslag kan nemen - daar af te wachten, in de tussentijd zal overlijden.
Eiseres heeft ter zitting meegedeeld dat haar vader nog steeds een zeer zwakke gezondheid heeft. Hij is, naast de wekelijkse hulp van de thuiszorg, voor een belangrijk deel van eiseres - een voormalig verpleegster - afhankelijk. Eiseres let erop dat haar vader zijn medicijnen neemt, ze controleert en verzorgt zonodig zijn leprawondjes, neemt hem zo nu en dan uit wandelen en begeleidt hem naar de behandelend specialisten. De namen en telefoonnummers van deze specialisten zijn reeds in de brief van 5 december 1999 aan verweerder bekend gemaakt. De vader van eiseres wil niet naar een bejaardentehuis en geeft er de voorkeur aan thuis door zijn dochter verzorgd te worden.
Eiseres verbleef in Suriname toen haar moeder in 1997 overleed en wil niet nogmaals meemaken dat een van haar ouders in haar afwezigheid overlijdt. Gezien het vorenstaande kan niet van eiseres gevergd worden dat zij in Suriname de afgifte van een mvv afwacht. Derhalve dient een beroep van eiseres op de hardheidsclausule te slagen.
1. Het bestreden besluit dateert van 27 augustus 1998, en is derhalve genomen vóór inwerkingtreding van de Vw 2000 (Wet van 23 november 2000 tot algehele herziening van de Vreemdelingenwet, Stb. 2000, Stb. 495). Het besluit is gebaseerd op de Vw 1965 (Wet van 13 januari 1965, Stb. 40) en aanverwante regelingen. De rechtbank zal zich, ex tunc toetsend, moeten uitlaten over de rechtmatigheid van dit besluit. Derhalve wordt bij de toetsing van het bestreden besluit de Vw 1965 (Vw) en aanverwante regelingen toegepast.
2. Aan de orde is de vraag of het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
3. Artikel 4:5 Awb bepaalt dat, indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van het besluit, het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad om binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.
4. Ingevolge artikel 16a van de Vw - inwerkinggetreden op 11 december 1998 - wordt een aanvraag om toelating slechts in behandeling genomen indien de vreemdeling beschikt over een geldige mvv, welke hij heeft aangevraagd bij en welke hem is verstrekt door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van zijn herkomst of het land van zijn bestendig verblijf.
5. Niet in geschil is dat eiseres niet in het bezit is van een geldige mvv. Ingevolge artikel 16a, zesde lid, van de Vw kan de Minister van Justitie echter in zeer bijzondere, individuele gevallen voor het in behandeling nemen van een aanvraag om toelating afzien van het eisen van het bezit van een geldige mvv (de zogenaamde hardheidsclausule).
6. Voor wat betreft de vraag of verweerder in dit geval terecht heeft afgezien van toepassing van de hardheidsclausule overweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de redenen op grond waarvan een beroep op de hardheidsclausule kan worden gedaan in principe gelegen dienen te zijn in de persoon van de vreemdeling en dat slechts in uitzonderingssituaties de gezondheidstoestand van een hier te lande verblijvend persoon tot ontheffing van het mvv-vereiste kan nopen. Van een dergelijke bijzondere situatie is, aldus verweerder, in casu geen sprake, omdat eiseres' vader zich tot alhier aanwezige hulpverlenende instanties kan wenden. De rechtbank is echter van oordeel dat de omstandigheden van het onderhavige geval dermate bijzonder zijn dat verweerder ten onrechte het beroep op de hardheidsclausule heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat het doel waarvoor eiseres een vergunning tot verblijf heeft aangevraagd toegespitst is op het verzorgen van haar vader. Ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat deze voor een belangrijk deel afhankelijk is van de dagelijkse zorg van eiseres. De rechtbank deelt niet het standpunt dat de door eiseres hieromtrent meegedeelde gegevens onvoldoende onderbouwd en/of actueel zijn. Daarbij is van belang dat eiseres eind 1999 aan verweerder bekend heeft gemaakt bij welke specialisten haar vader onder behandeling was. Gelet zowel op de aard van zijn aandoeningen als op zijn vergevorderde leeftijd had eiseres zich derhalve voldoende van haar stelplicht gekweten. Van belang is voorts het feit dat eiseres enig kind is en dat niet in geschil is dat er verder geen familie is die voor haar 85-jarige vader kan zorgen. De rechtbank acht het verder niet uitgesloten, gezien de hoge leeftijd van de vader, dat wanneer eiseres naar Suriname gaat om daar de afgifte van een mvv af te wachten, haar vader - onverhoopt - ondertussen overlijdt. Daarbij is mede van belang dat ter zitting niet bij benadering duidelijkheid is ontstaan over de vraag hoe lang de - eventuele - afgifte van een mvv op zich zal laten wachten. Mede gezien de omstandigheid dat eiseres in 1997 ook in het buitenland verbleef toen haar moeder overleed - een situatie die eiseres begrijpelijkerwijs niet nogmaals wenst mee te maken - getuigt het naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval van bijzondere hardheid aan eiseres het mvv-vereiste tegen te werpen.
7. Voor zover eiseres zich op het standpunt gesteld heeft dat door het buiten behandeling stellen van haar aanvraag om verlening van een vergunning tot verblijf verweerder artikel 8 EVRM geschonden heeft, overweegt de rechtbank - ten overvloede - het volgende.
8. In artikel 8, eerste lid, van het EVRM is bepaald dat een ieder recht heeft op respect voor zijn familie- en gezinsleven ('family life'). Ingevolge het tweede lid van dit artikel is geen inmenging van enig openbaar gezag in de uitoefening van dit recht toegestaan, dan voorzover bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Ter beantwoording van de vraag of een inmenging al dan niet noodzakelijk is, moet er een afweging gemaakt worden tussen de belangen van de staat en die van de eiseres.
9. De rechtbank is van oordeel - voor zover in geschil - dat er tussen eiseres en haar vader familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM bestaat. Gezien het feit dat eiseres enig kind is en dat haar vader in belangrijke mate afhankelijk is van de dagelijkse zorg van zijn dochter, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bijzondere wederzijdse afhankelijkheidsrelatie.
10. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat handhaving van het mvv-vereiste niet per se inhoudt dat aan het gezinsleven niet op enig moment in de toekomst inhoud kan worden gegeven en dat er ook overigens niet is gebleken van dusdanig bijzondere feiten of omstandigheden dat uit het recht op respect voor het familie- of gezinsleven van eiseres de positieve verplichting voortvloeit haar ontheffing van het mvv-vereiste te verlenen. De rechtbank is van oordeel dat bij de beantwoording van de vraag of er een positieve verplichting bestaat eiseres ontheffing van het mvv-vereiste te verlenen een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van de staat om eiseres in Suriname de afgifte van een mvv te laten afwachten enerzijds, en het belang van eiseres om haar gezinsleven hier te lande te kunnen uitoefenen anderzijds. Bij die belangenafweging dienen in het onderhavige geval naar het oordeel van de rechtbank ook de bijzondere omstandigheden zoals reeds hierboven onder IV.6 weergegeven, te worden meegewogen.
11. Het bestreden besluit komt derhalve voor vernietiging in aanmerking en het beroep daartegen zal gegrond worden verklaard.
12. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de aan de zijde van eiser gemaakte proceskosten, welke worden begroot op f 1420,-. Op grond van het bepaalde in artikel 8:74 Awb wijst de rechtbank de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht.
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit;
3. bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op f 1420,- (zegge: veertienhonderdentwintig gulden), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank;
5. wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht ad f 225,- (zegge: tweehonderdvijfentwintig gulden).
Deze uitspraak is gedaan en uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2001 door
mr. W.J. van Bennekom, in tegenwoordigheid van mr. J. Snoeijer, griffier.
Afschrift verzonden op: 19 juni 2001