1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers niet in aanmerking komen voor verlening van de gevraagde mvv. Eisers hebben gebruik gemaakt van de Remigratieregeling 1985, die in 1998 nog van toepassing was. Deze regeling biedt geen mogelijkheid voor een terugkeeroptie. De redenering hierachter is dat tegen een terugkeeroptie pleit dat de beslissing om terug te keren naar het land van herkomst een serieuze beslissing dient te zijn waarop men niet lichtvaardig moet kunnen terugkomen. Het feit dat in de Remigratiewet, die in werking is getreden op 1 april 2000, wel een terugkeeroptie voor spijtoptanten is opgenomen, doet hieraan niet af, daar eisers van de oude remigratieregeling gebruik hebben gemaakt en derhalve de hierin opgenomen voorwaarden op eisers van toepassing zijn.
Eisers komen evenmin in aanmerking voor verblijf op grond van hoofdstuk B21/5 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 1994, daar zij niet voldoen aan de daarin gestelde leeftijdsgrens.
Voorts komen eisers niet in aanmerking voor verblijf op grond van het beleid inzake verruimde gezinshereniging, zoals opgenomen in hoofdstuk B1/7 van de Vc, omdat zij nooit feitelijk tot het gezin behoorden van de hier te lande verblijvende kinderen, maar andersom. De stelling dat eisers na een langdurig verblijf in Nederland geen aansluiting meer kunnen vinden in de Marokkaanse samenleving kan niet tot een ander oordeel leiden, nu eisers vrijwillig gebruik hebben gemaakt van de Remigratiewetgeving en de daarbij behorende premie hebben ontvangen. Eisers zijn in Marokko geboren, zijn in Marokko opgegroeid en hebben geruime tijd van hun leven in Marokko gewoond.
De gestelde medische klachten van eiseres waren reeds aanwezig op het moment van daadwerkelijke remigratie van eisers in 1998 en de klachten kunnen derhalve niet als belemmering worden gezien om vrijwillig terug te keren naar Marokko. Niet gebleken is dat er sprake is van een verergering of verandering van de klachten op grond waarvan thans verblijf dient te worden toegestaan.
Voorts is er geen sprake van andere klemmende redenen van humanitaire aard. De stelling dat (een deel van) het gezin niet is betrokken bij de remigratieplannen, kan niet tot toelating tot Nederland leiden. Eisers hadden de mogelijkheid zich hieromtrent goed te laten informeren alvorens terug te keren naar Marokko en hadden moeten begrijpen dat terugkeer na remigratie onmogelijk was.
Ten aanzien van de uitoefening van het gezinsleven met alle kinderen, stelt verweerder dat eisers in 1998 bewust de keuze hebben gemaakt het gezin op te splitsen en drie kinderen in Nederland achter te laten. Het feit dat aan de drie mee-geremigreerde kinderen thans wel verblijf wordt toegestaan doet aan het vorenstaande niet af. Deze drie kinderen kunnen voor steun terecht bij de andere drie hier te lande verblijvende kinderen en zijn voor steun in hun opvoeding niet alleen afhankelijk van hun ouders. Desgewenst kunnen de kinderen zich in Marokko bij hun ouders voegen om aldaar de steun in hun opvoeding te krijgen indien die wel wordt gewenst.
De weigering aan eisers verblijf hier te lande toe te staan betekent geen schending van het recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
In het verweerschrift heeft verweerder nog gesteld dat artikel 8 van de nieuwe Remigratiewet slechts van toepassing is op mensen die op grond van de nieuwe wet zijn geremigreerd. Nu artikel 8 van deze wet geen uitkomst biedt in lopende procedures van vreemdelingen die binnen een jaar na remigratie willen terugkeren, valt ook niet in te zien waarom verweerder op de inwerkingtreding van deze bepaling zou moeten anticiperen.