ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5902
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.F.J.M. Schröder
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrecht
In deze zaak gaat het om de onrechtmatigheid van de bewaring van een vreemdeling, die op 28 november 2000 in bewaring is gesteld met het oog op uitzetting. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vervolgkennisgeving door de verweerder niet tijdig is gedaan, waardoor de bewaring onrechtmatig is geworden met ingang van 29 april 2001. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kennisgeving uiterlijk op 28 april 2001 had moeten plaatsvinden, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegewezen van ƒ 4.350,--. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de vreemdeling toegewezen, die door de Staat der Nederlanden moeten worden vergoed.
De zaak werd behandeld door de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, waarbij de vreemdeling, geboren in 1972 en van Egyptische nationaliteit, werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M.L. Yu. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, was vertegenwoordigd door drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de strikte waarborgen van de Vreemdelingenwet 2000, met name artikel 96, niet zijn nageleefd, wat heeft geleid tot de onrechtmatigheid van de bewaring.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de bewaring niet rechtmatig kan zijn na de vierwekentermijn, zelfs niet als de zaak op zitting gepland was. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan op 15 juni 2001, waarbij de schadevergoeding en de proceskosten zijn toegewezen aan de vreemdeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.