ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5938

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/757352-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Kortenhorst
  • Van Putten-Göbbels
  • Van der Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal meermalen gepleegd door verdachte in supermarkten met gebruik van onoplettendheid van het winkelend publiek

Op 16 november 2001 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan diefstal, meermalen gepleegd. De terechtzitting vond plaats op 2 november 2001, waar de verdachte, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. Zijdenbos, aanwezig was. De telastlegging omvatte meerdere feiten die in de dagvaarding waren vermeld. De rechtbank heeft op basis van de bewijsstukken vastgesteld dat de verdachte de feiten zoals in de dagvaarding onder 1 t/m 5 zijn begaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

De rechtbank heeft de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had zich in korte tijd vier keer schuldig gemaakt aan tasjesrollerij in supermarkten, waarbij zij gebruik maakte van de onoplettendheid van het winkelend publiek. Deze feiten waren gepleegd om haar drugsverslaving te bekostigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen voor soortgelijke vermogensdelicten, maar dat zij na haar laatste veroordeling in 1998 op het rechte pad was gebleven tot een emotionele terugval door sterfgevallen in de familie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 81 dagen en een werkstraf van 118 uren, subsidiair 59 dagen hechtenis. Tevens werd de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in haar vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere gevangenisstraffen. De rechtbank heeft de vorderingen tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen behandeld en besloten dat de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbenden zal plaatsvinden. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757352-01, 22/001844-97 (tul), 22/000245-98 (tul)
rolnummer 0003
's-Gravenhage, 16 november 2001.
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het
navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum]1 te 's-Gravenhage,
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 november 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr Zijdenbos, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Rijsdorp heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar bij
dagvaarding onder 1 t/m 5 telastgelegde - rekening houdend met de ad informandum gevoegde
feiten - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek
van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 5 maanden
voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen verknipte pasjes zullen worden
onttrokken aan het verkeer, en dat de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen portemonnee
(bruin), brillekoker (bordeaux rood), twee portemonnees (bordeaux rood), acht portemonnees
(zwart), telefoontoestel (Libertel; gsm), telefoontoestel (Motorola; gsm), telefoontoestel
(Ericcson; a1018s), telefoontoestel Ericcson; gh 337) en diverse sleutels en pasjes zullen
worden bewaard ten behoeve van de rechthebbenden.
Tot slot heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk gedeelten van de gevangenisstraffen, waartoe
verdachte bij arresten van het gerechtshof te 's-Gravenhage d.d. 1 april 1999 is
veroordeeld, te weten 4 maanden gevangenisstraf en 2 maanden gevangenisstraf.
De officier van justitie zal zich niet verzetten tegen de omzetting van deze gevangenisstraffen
in onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van respectievelijk 240 uur en 120 uur.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 t/m 5 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven
oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het
volgende overwogen.
Verdachte heeft zich in korte tijd vier keer schuldig gemaakt aan tasjesrollerij in supermarkten.
Gebruik makend van de onoplettendheid van het winkelend publiek heeft zij diverse tassen
uit winkelwagens gepakt en meegenomen. Daarnaast heeft zij diverse goederen uit een
supermarkt gestolen.
Verdachte heeft deze delicten gepleegd om haar drugsverslaving te kunnen bekostigen.
Uit haar handelwijze spreekt grote onverschilligheid jegens andermans goed.
Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen schade en overlast, doch leiden er tevens toe dat bij
het winkelend publiek gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ontstaan, dan wel worden
bevestigd en/of versterkt.
Uit een haar betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 26 september
2001 blijkt dat verdachte vanaf 1981 tot en met 1998 veelvuldig voor soortgelijke vermogens-
delicten met politie en justitie in aanraking is geweest. Vanaf haar laatste veroordeling in 1998
tot en met onderhavige feiten is verdachte op het rechte pad gebleven. De rechtbank houdt
hiermee ten gunste van verdachte rekening.
Ter zitting is gebleken dat verdachte na haar laatste veroordeling in 1998 is afkickt in de
Emiliehoeve en dat zij ruim drie jaren clean is gebleven. In die periode heeft zij haar leven
drastisch ten goede gekeerd. Als gevolg van vier sterfgevallen in de familiesfeer heeft verdachte
een emotionele terugval gekregen en is zij weer drugs gaan gebruiken. Verdachte heeft in
eerste instantie zelf hulp gevraagd bij de reclassering en de Emiliehoeve, echter kon niet direct
geplaatst worden. Evenmin kon haar andere hulpverlening geboden worden. Hierdoor is
verdachte in een gat gevallen met als uiteindelijke gevolg dat zij weer is gaan stelen.
Verdachte verklaart ter zitting dat zij tijdens de preventieve hechtenis alweer is afgekickt,
en dat zij wederom contact heeft gezocht met de reclassering.
Uit een schrijven van de reclassering te 's-Gravenhage d.d. 31 oktober 2001 blijkt dat verdachte
reeds een intake-gesprek heeft gehad en dat de reclassering haar een hulpverleningstraject
aanbiedt.
Verdachte verklaart tot slot dat zij een werkstraf wil verrichten.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een korte - gedeeltelijk - onvoorwaardelijke
gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats. Het voorwaardelijk gedeelte van die straf
wordt opgelegd om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Het
verplichte reclasseringstoezicht tijdens de proeftijd moet hierbij tot handvat dienen. Daarnaast
ziet de rechtbank aanleiding verdachte een werkstraf op te leggen.
De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen de niet bij dagvaarding telastgelegde
strafbare feiten waarvan een korte omschrijving staat vermeld op de dagvaarding.
Verdachte heeft deze feiten erkend en de officier van justitie heeft te kennen gegeven, dat
dienaangaande geen verdere vervolging zal worden ingesteld.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 5 (grote
hoeveelheid verknipte pasjes) onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien het voorwerp door middel van de onder 1, 2 en 4
bewezenverklaarde feiten is verkregen, en dit voorwerp van zodanige aard is dat het
ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
Onvoldoende duidelijk is geworden aan wie de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen
voorwerpen genummerd 1 (bruine portemonnee), 2 (bordeaux rode brillekoker), 3 (twee
bordeaux rode portemonnees), 4 (acht zwarte portemonnees), 6 (telefoontoestel; Libertel,
gsm), 7 (telefoontoestel; Motorola, gsm), 8 (telefoontoestel Ericcson a1018s), 9 (telefoon-
toestel; Ericcson gh337) en 10 ( diverse sleutels en pasjes), in eigendom toebehoort.
De rechtbank zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbenden gelasten
De vorderingen tenuitvoerlegging.
Verdachte is op 1 april 1999 op tegenspraak door het gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren (22/001844-97) alsmede tot een gevangenisstraf voor de tijd van
2 maanden - met aftrek - voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren (22/000245-98).
Door verdachte is geen cassatie ingesteld. Evenmin is gebleken dat het openbaar ministerie
cassatie heeft ingesteld tegen voornoemde arresten. Derhalve zijn beide proeftijden - conform
het bepaalde in artikel 14b lid 3 onder a van het Wetboek van Strafrecht - ingegaan op
16 april 1999, en vervolgens geëindigd op 16 april 2001. De vorderingen tenuitvoerlegging
van de officier van justitie zijn gedateerd 18 oktober 2001. Overeenkomstig het bepaalde
in artikel 14g lid 5 van bovengenoemd wetboek had de officier van justitie binnen drie
maanden na het verstrijken van de proeftijd de vordering bij de griffie moeten indienen.
Nu dit is verzuimd dient de officier van justitie conform laatstgenoemd wetsartikel niet-
ontvankelijk in haar vorderingen te worden verklaard.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36c, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 t/m 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 81 DAGEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 28 DAGEN niet zal worden
tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt
aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de
onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden
gebracht;
in verzekering gesteld op : 25 september 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 27 september 2001;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de
voorschriften haar te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland,
arrondissement Den Haag, i.c. de Sector justitiële verslavingszorg van Psycho-
medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig
acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
en voorts:
een WERKSTRAF voor de duur van 118 uren, subsidiair 59 dagen hechtenis;
verklaart onttrokken aan het verkeer het blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst
inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 5, te weten: een grote hoeveelheid verknipte pasjes;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de blijkens de aan dit vonnis
gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 (bruine
portemonnee), 2 (bordeaux rode brillekoker), 3 (twee bordeaux rode portemonnees), 4
(acht zwarte portemonnees), 6 (telefoontoestel; Libertel, gsm), 7 (telefoontoestel;
Motorola, gsm), 8 (telefoontoestel Ericcson a1018s), 9 (telefoontoestel; Ericcson gh337)
en 10 (diverse sleutels en pasjes),
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in haar vorderingen tenuitvoerlegging;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Kortenhorst, voorzitter,
Van Putten-Göbbels en Van der Veen , rechters,
in tegenwoordigheid van Koopmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2001.