ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5982

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-900379-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Hensen
  • Don
  • Krekel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage inzake afpersing, mishandeling en diefstal

Op 21 november 2001 heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Sytsema. De terechtzitting vond plaats op 7 november 2001, waar de verdachte en een benadeelde partij aanwezig waren. De verdachte was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder afpersing, poging tot afpersing, mishandeling, vernieling en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld in de dagvaarding. De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen, die de rechtbank overtuigden van de schuld van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat het bewezenverklaarde strafbaar is volgens de wet en dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn. De strafmotivering hield rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.

De benadeelde partij, die zich had gevoegd in de procedure, werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat zij zich leende voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan andere feiten die hem waren ten laste gelegd. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900379-01
's-Gravenhage, 21 november 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] te Gouda,
[adres] gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting te Zoetermeer.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 november 2001 .
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr H. Sytsema, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Hemstede heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van ¦ 500,-- en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte is samen met zijn zoon naar iemand, van wie hij meende nog geld te goed te hebben, toegegaan en heeft toen hij in het huis van het slachtoffer was hem samen met zijn zoon verbaal bedreigd teneinde een geldbedrag afhandig te maken. Dit mislukte omdat het slachtoffer geen geld in huis had. Wel is het verdachte gelukt om onder bedreiging van een stofzuigerstang het slachtoffer zijn mobiele telefoon te ontfutselen.
Voorts heeft verdachte de vrouw met wie hij op dat moment samenwoonde, tijdens een ruzie in het gezicht geslagen. Een dag later heeft hij met een van haar gestolen bankpas ƒ 500,-- opgenomen uit een geldautomaat. En half jaar later, toen de relatie was beëindigd, heeft hij in het huis van zijn ex vriendin luxaflex vernield.
De rechtbank rekent verdachtes gewelddadige handelwij-ze bij de afpersing en de poging daartoe ernstig aan. Daarbij is van belang dat dit soort feiten niet alleen de slacht-of-fers grote schrik aanjaagt en nog lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid met zich mee zal brengen, maar ook in de samenle-ving leidt tot gevoe-lens van onveiligheid en angst.
Voorts overweegt de rechtbank dat de strafbare feiten gepleegd in de relatiesfeer een grote inbreuk maken op de integriteit en de privacy van het slachtoffer.
Het vorenoverwogene brengt de rechtbank ertoe een gevangenisstraf op te leggen. Teneinde verdachte te stimuleren vrijwillig iets aan zijn alcoholverslaving te doen alsook om hem ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen.
Motivering van de beslissing ten aanzien van de voorlopige hechtenis.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte in voorlopige hechtenis zit op verdenking van het plegen van een strafbaar feit en om die reden een van de schorsingsvoorwaarden heeft overtreden. Bovendien heeft verdachte contact gehad met het slachtoffer van de afpersing en daardoor de voorwaarde dat hij geen contact met [.] zal hebben, overtreden.
De rechtbank zal om die redenen de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis opheffen.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeel[.]] wonende te 's-Gravenhage, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ¦ 757,65.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 300, 310, 311, 317, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1: Afpersing;
feit 2: Poging tot afpersing;
feit 3: Mishandeling;
feit 4: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
feit 5: Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van valse sleutels;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op 2 juli 2001
in voorlopige hechtenis gesteld op 4 juli 2001
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van 9 augustus 2001
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
bepaalt dat de benadeelde partij [.] niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Hensen, voorzitter,
Don en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Bezooijen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 november 2001.