ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6001

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09.037.790-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Quadekker
  • M. Valk
  • J. van Harte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot XTC-pillen en metamfetamine

Op 19 november 2001 heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de verdachte op 5 november 2001 ter terechtzitting verscheen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. Menick. De officier van justitie, mr. Vos, eiste een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en verbeurdverklaring van een inbeslaggenomen weegschaal. De verdachte deed afstand van andere inbeslaggenomen goederen en de telastlegging werd gewijzigd tijdens de zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 juni 2001 tot en met 3 augustus 2001 betrokken was bij de handel in XTC-pillen, maar kon niet bewijzen dat hij dit deed in hoeveelheden die schadelijk waren voor de volksgezondheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing waren. De strafmotivering hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank verklaarde het inbeslaggenomen voorwerp, een weegschaal, verbeurd en gelastte de teruggave van andere inbeslaggenomen goederen aan de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere telastgelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09.037.790-01
rolnummer 4
's-Gravenhage, 19 november 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
[geboortedatum] te 's-Hertogenbosch,
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 november 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Menick, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Vos heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen -hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht- onder verdachte inbeslaggenomen weegschaal (nr 7a) zal worden verbeurdverklaard en dat de enveloppe van het GWK, een visitekaartje en de medicinale Kwan Loong olie zullen worden teruggegeven aan verdachte (nrs 8 tot en met 10). De officier van justitie heeft kennis genomen van de medeling van verdachte ter terechtzitting dat hij afstand doet van de inbeslaggenomen goederen vermeld onder de nummers 1 tot en met 6g en 11 a tot en met 11d.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverweging.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring in het bijzonder, enerzijds dat verdachte weliswaar heeft verklaard dat hij meerdere malen in de periode van 9 juni 2001 tot en met 3 augustus 2001 in XTC-pillen heeft gehandeld dan wel tegen kostprijs heeft afgeleverd, doch anderzijds dat de samenstelling van de pillen vóór de dag van zijn aanhouding niet bekend is, zodat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte in de periode vóór 3 augustus 2001 heeft gehandeld in hoeveelheden van een materiaal, bevattende MDA en/of MDMA en /of N-Ethyl MDA.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte, die blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister een aantal malen eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en is veroordeeld, is thans aangehouden met een aanzienlijke hoeveelheid XTC-pillen en metamfetamine. De op 3 augustus 2001 aangetroffen hoeveelheid, alsmede het gemak waarmee verdachte -zo verklaarde hij ter terechtzitting- in het bezit kon komen van grote hoeveelheden pillen, acht de rechtbank verontrustend.
MDA, MDMA en metamfetamine zijn stoffen waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid en die maatschappelijke problemen met zich brengen. De handelwijze van verdachte draagt bij tot het instandhouden van dergelijke problemen en verdient daarom in beginsel een forse deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Slechts de omstandigheid dat niet kan worden aangetoond dat verdachte gedurende een langere periode bij de handel betrokken is geweest, geeft de rechtbank aanleiding ten gunste van verdachte van de eis van de officier van justitie af te wijken.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd nummer 7a verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van dit aan verdachte toebehorende voorwerp het bewezenverklaarde feit is voorbereid/begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 8 tot en met 10, te weten de enveloppe van het GWK, een visitekaartje en de medicinale Kwan Loong olie.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a, en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en13 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op 3 augustus 2001 en
in voorlopige hechtenis gesteld op 6 augustus 2001,
welke voorlopige hechtenis werd opgeheven met ingang van 27 september 2001,
verklaart verbeurd het blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 7a, te weten een KERN NM 60-2 weegschaal;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 8 tot en met 10, te weten de enveloppe van het GWK, een visitekaartje en de medicinale Kwan Loong olie;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Valk en Van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van Bol, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2001.