ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6197

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/28245
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van vreemdeling in asielprocedure

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 17 juli 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel van de vreemdeling, die de Chinese nationaliteit heeft en een asielaanvraag heeft ingediend. De vreemdeling was op 15 juni 2001 aan de Chinese autoriteiten gepresenteerd, voordat er een beslissing was genomen op zijn asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat dit in strijd was met de Vreemdelingencirculaire, die voorschrijft dat een asielzoeker pas gepresenteerd mag worden na een uitspraak van de rechter op een verzoek om voorlopige voorziening of ingesteld beroep. De rechtbank benadrukte dat de vreemdeling, die vreesde voor vervolging in zijn land van herkomst, niet aan de autoriteiten van dat land mocht worden gepresenteerd voordat zijn asielaanvraag was beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was vanaf de datum van presentatie aan de Chinese autoriteiten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 17 juli 2001. De vreemdeling was niet verschenen tijdens de openbare behandeling van het beroep, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen kosten zijn gemaakt door de vreemdeling die voor vergoeding in aanmerking komen op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de behandeling van asielzoekers en de toepassing van vrijheidsontnemende maatregelen in het kader van asielprocedures. De rechtbank heeft bevestigd dat de rechten van asielzoekers moeten worden gerespecteerd en dat zij niet onterecht aan hun land van herkomst mogen worden gepresenteerd voordat hun asielaanvraag is beoordeeld.

Uitspraak

UITSPRAAK
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
beroep vrijheidsontnemende maatregel
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 01/28245 VRWET
Inzake : A, CRV nummer [CRV nummer], thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Tilburg, hierna te noemen de vreemdeling,
gemachtigde mr. J.A.M. Janssen, advocaat te Rotterdam
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde drs. S. van BeekEuwema, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [...] 1965 en de Chinese nationaliteit te hebben.
2. Bij kennisgeving op grond van artikel 96 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000), ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 2 juli 2001, heeft verweerder de rechtbank bericht omtrent het voortduren van de maatregel van bewaring die verweerder bij besluit van 15 mei 2001 de vreemdeling heeft opgelegd. Krachtens die bepaling wordt de vreemdeling na ontvangst van deze kennisgeving geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel.
3. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 12 juli 2001. De vreemdeling is niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen na te gaan of de vreemdeling naast een aanvraag voor asiel ook een reguliere aanvraag heeft gedaan. Bij fax van 12 juli 2001 heeft verweerder aangegeven dat alleen een asielaanvraag is gedaan.
Op 17 juli 2001 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank stelt voorop dat over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring als zodanig reeds is beslist bij uitspraak van deze rechtbank van 5 juni 2001. Derhalve staat thans ter beoordeling of verdere voortzetting van de maatregel van bewaring, gegeven de omstandigheden van het geval, rechtmatig is.
2. Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt dat de vreemdeling op 29 mei 2001 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend en dat verweerder de grondslag van de maatregel van bewaring vervolgens op gelijke datum dienovereenkomstig heeft aangepast (artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b Vw2000). Nadat de vreemdeling op 25 juni 2001 op de hoogte is gesteld van het daartoe strekkende voornemen, heeft verweerder bij beschikking van 10 juli 2001 voornoemde aanvraag afgewezen. De grondslag van de maatregel van bewaring heeft verweerder vervolgens op 10 juli 2001 datum wederom dienovereenkomstig aangepast (artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a VW2000).
3. Verweerder heeft bij zijn kennisgeving van het voortduren van de vrijheidsontneming de rechtbank schriftelijk inlichtingen verstrekt inzake zijn handelen strekkend tot uitzetting van de vreemdeling uit Nederland. Ter zitting heeft hij gemotiveerd betoogd dat er nog steeds voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Op 23 mei 2001 is een laissez-passer aangevraagd bij de Chinese autoriteiten en omdat de afgifte daarvan door die autoriteiten lang kan duren, is de vreemdeling voordat op de asielaanvraag was beslist aan hen gepresenteerd. Dit was op 15 juni 2001.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge Vreemdelingencirculaire hoofdstuk A4/22.6.2 dient het aanvragen van een reisdocument, re-entry permit of identiteitsonderzoek, indien het om een asielzoeker gaat, pas te geschieden na een uitspraak van een rechter op een door de asielzoeker ingediend verzoek om voorlopige voorziening of ingesteld beroep. In bijzondere gevallen kan worden overgegaan tot presentatie vóórdat er een uitspraak van een rechter is, bijvoorbeeld in geval er sprake is van een vrijheidsontnemende maatregel en het verkrijgen van een vervangend reisdocument veel tijd in beslag neemt.
In het onderhavige geval is de vreemdeling aan de Chinese autoriteiten gepresenteerd voordat in eerste aanleg een beslissing op de aanvraag om toelating is genomen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit verweerder - behoudens uitzonderingssituaties die zich in dit geval niet voordoen - mede gezien het bepaalde in de Vreemdelingencirculaire niet toegestaan. Op die manier wordt de vreemdeling immers geconfronteerd met de autoriteiten van zijn land van herkomst, terwijl hij stelt vrees voor vervolging van die autoriteiten te ondervinden.
Daarbij wordt opgemerkt dat naar de ervaring van de rechtbank de uitslag van de asielaanvraag ook altijd wordt afgewacht voordat stappen ter bevordering van de uitzetting van de vreemdeling worden ondernomen.
5. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring van de vreemdeling vanaf de datum van presentatie aan de Chinese autoriteiten, te weten 15 juni 2001, onrechtmatig was. Het beroep is derhalve gegrond en de maatregel dient te worden opgeheven met ingang van 17 juli 2001.
6. Niet is gebleken dat door de vreemdeling in verband met de behandeling van dit beroep kosten zijn gemaakt die op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring.
IV. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Aldus gedaan door mr. C.F. Mewe en uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2001 in tegenwoordigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier.
afschrift verzonden op: 24 juli 2001