ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6497

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 01/1251
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van erfpachtgrond door de Gemeente Rijswijk tegen Haags Tennis Centrum Beheer B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, heeft de Gemeente Rijswijk (eiseres) een kort geding aangespannen tegen Haags Tennis Centrum Beheer B.V. (gedaagde) met als doel de ontruiming van een perceel grond dat in erfpacht is uitgegeven. De zaak is behandeld op 28 november 2001, waarbij de president van de rechtbank, R.J. Paris, de uitspraak heeft gedaan. Eiseres heeft gesteld dat gedaagde in gebreke is gebleven met het betalen van de erfpachtcanon over de jaren 1996 tot en met 2001, en heeft de erfpacht per 1 augustus 2001 vervallen verklaard. Gedaagde heeft echter een bedrag van ƒ 365.000,- betaald, maar dit gebeurde onder protest en na de vervalverklaring van de erfpacht. Eiseres vorderde dat gedaagde de grond binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zou ontruimen, met de mogelijkheid om dit zelf te bewerkstelligen indien nodig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfpacht op rechtsgeldige wijze vervallen is verklaard, maar dat er onzekerheid bestaat over de toepassing van de oude en nieuwe wetgeving met betrekking tot de beëindiging van de erfpacht. De president heeft geoordeeld dat er in dit kort geding geen plaats is voor een bevel tot ontruiming, omdat de vordering van eiseres moet worden afgewezen. Eiseres is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op ƒ 1.977,--, inclusief griffierecht. De uitspraak is gedaan in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector Civiel Recht - President
Vonnis in kort geding van 28 november 2001,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 01/1251 van:
de Gemeente Rijswijk,
gevestigd te Rijswijk,
eiseres,
procureur mr. C. van Oosten,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Haags Tennis Centrum Beheer B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. E.Grabandt,
advocaat mr. H.H.Luigies te Rotterdam.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 19 november 2001 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
- Bij akte van 21 september 1981 heeft eiseres een perceel grond, gelegen te Rijswijk, in erfpacht uitgegeven aan Mahieu Holding B.V., welk recht van erfpacht op 30 juni 1994 is geleverd aan gedaagde.
- In de akte van uitgifte in erfpacht van 21 september 1981 is opgenomen dat de erfpachtcanon ƒ 7,50 per centiare per jaar bedraagt, te vermeerderen met het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie voor werknemersgezinnen van het voorgaande jaar. De canon dient te worden voldaan uiterlijk 1 januari van ieder jaar.
- Bij akte van 28 juni 1996 heeft eiseres aan gedaagde een stuk grond, aanpalend aan eerdervermeld perceel, in erfpacht uitgegeven; deze erfpacht is onder dezelfde voorwaarden overeengekomen als volgens de akte van 21 september 1981.
- In verband met het niet betalen van de erfpachtcanon in de jaren 1996, 1997, 1998 en 1999 heeft eiseres twee procedures gevoerd tegen gedaagde.
- Bij vonnis van 4 maart 1998 van deze rechtbank is de vordering van eiseres met betrekking tot de canon over 1996 toegewezen.
- Bij vonnis van 9 augustus 2000 van deze rechtbank zijn de vorderingen van eiseres inzake de canon over 1998 en 1999 toegewezen; gedaagde is tegen dat vonnis in hoger beroep gegaan.
- Bij dagvaarding van 23 april 2001 heeft eiseres gedaagde gedagvaard terzake van achterstallige canon over de jaren 2000 en 2001; tevens heeft eiseres gevorderd dat voor recht wordt verklaard, dat de erfpacht per 1 augustus 2001 althans 1 september 2001 is geëindigd.
- Bij exploit van 23 april 2001 heeft eiseres gedaagde aangezegd, dat het erfpachtrecht conform artikel 9 van de akte van erfpacht vervallen is verklaard per 1 augustus 2001; gedaagde is voorts aangezegd de grond en de opstallen per 1 augustus 2001 ter vrije beschikking aan eiseres te stellen.
- Voormeld exploit is op 18 mei 2001 overbetekend aan de hypotheekhouder.
- Bij exploit van 30 juli 2001 heeft eiseres de erfpacht opgezegd tegen 1 september 2001 conform de artikelen 5:87 en 5:88 BW, met de aanzegging dat het perceel per 1 september 2001 ontruimd moet zijn.
- De opzegging is op 31 juli 2001 betekend aan de hypotheekhouder en een beslaglegger.
- Op 29 en 31 augustus 2001 heeft gedaagde aan eiseres "onder protest" een bedrag van ƒ 365.000,- betaald.
- Gedaagde heeft geweigerd het perceel te ontruimen.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eiseres vordert - zakelijk weergegeven - gedaagde te veroordelen de percelen waarop de erfpachtrechten rustten binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, althans een nader te bepalen termijn, te ontruimen, met machtiging van haar om de ontruiming zonodig zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm.
Daartoe voert eiseres - kort samengevat - het volgende aan.
Gedaagde voldeed de canon in 1996 en 1997 niet volledig en niet tijdig. De canon in 1998, 1999, 2000 en 2001 voldeed zij niet.
Eiseres heeft de erfpacht op rechtsgeldige wijze vervallen verklaard tegen 1 augustus 2001. Indien dat niet het geval zou zijn, stelt zij zich op het standpunt dat de erfpacht per 1 september 2001 is geëindigd door een rechtsgeldige opzegging.
Ter zake van achterstallige canon was een bedrag van ƒ 397.643,15 verschuldigd.
Gedaagde heeft weliswaar eind augustus 2001 een bedrag van ƒ 365.000,- betaald, maar toen was de erfpacht al vervallen verklaard.
Ook in bestuursrechtelijke zin houdt gedaagde zich niet aan de verplichtingen die uit de erfpachtverhouding voortvloeien, zoals het nakomen van de milieuregels in de breedste zin.
Eiseres heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, omdat gedaagde te kennen heeft gegeven niet vrijwillig te zullen ontruimen. De beslissing in de bodemprocedure wordt voorlopig nog niet verwacht.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer. Zij stelt zich kort gezegd op het standpunt dat de uitspraak in de bodemprocedure moet worden afgewacht.
3. De beoordeling van het geschil
3.1.Eiseres heeft primair aangevoerd, dat het erfpachtrecht is vervallen, nu in de betreffende akten van erfpacht is overeengekomen dat de eigenaar zonder enige nadere ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst het erfpachtrecht vervallen kan verklaren indien de erfpachter langer dan zes maanden in gebreke is gebleven de canon te betalen.
3.2. Ter beoordeling is of eiseres thans nog een beroep op die regeling kan doen, gelet op hetgeen in de artikelen 5:87 en 5:88 BW met betrekking tot de beëindiging van de erfpacht is bepaald.
Eiseres heeft terecht betoogd, dat artikel 766 Oud BW op grond van artikel 166 Overgangswet van overeenkomstige toepassing blijft. Uit artikel 766 kan de bevoegdheid van de eigenaar tot het overeenkomen van een bijzonder beding met betrekking tot de beëindiging van de erfpacht worden afgeleid. De bevoegdheid tot beëindiging van de erfpacht door vervallenverklaring bestaat derhalve naar voorlopig oordeel ook thans nog. Niet uit te sluiten valt echter dat in de bodemprocedure zal worden beslist dat in de betreffende akten van erfpacht een nadeliger regeling is getroffen voor de erfpachter in vergelijking met de nieuwe regels van opzegging, waardoor aan eiseres niet de bevoegdheid zou toekomen een beroep op die akten te doen. De akte van 1981 noemt immers een termijn van zes maanden van niet-betaling van de canon, terwijl in artikel 5:87 lid 2 BW een termijn is bepaald van twee achtereenvolgende jaren.
Tegen die achtergrond is er in dit kort geding geen plaats voor een bevel tot ontruiming op de grond dat eiseres het erfpachtrecht rechtsgeldig vervallen heeft verklaard.
3.3 Eiseres heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld, dat de erfpacht is geëindigd door een rechtsgeldige opzegging. Gedaagde heeft echter betaald vóór de afloop van de in artikel 5:88 BW genoemde termijn van een maand. Eiseres heeft weliswaar aangevoerd dat gedaagde niet het volledige bedrag heeft betaald en ook nog onder protest, maar ook in dit geval is niet uit te sluiten dat de bodemrechter, gelet onder meer op deze betaling, zal besluiten dat eiseres niet de bevoegdheid had de erfpacht op te zeggen.
3.4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering moet worden afgewezen.
Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De President:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op ¦ 1.977,--, waarvan ¦ 427,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 28 november 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.
evm