ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6513

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09.926.138.01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage inzake bedreiging met misdrijf tegen het leven en zware mishandeling

Op 29 november 2001 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Genc, Turkije. De verdachte was ter terechtzitting gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. Sytema. De officier van justitie, mr. Oostenbrink, had gevorderd dat de verdachte voor het feit onder 3 zou worden vrijgesproken en voor de feiten onder 1 en 2 veroordeeld zou worden tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat het feit onder 3 niet wettig en overtuigend bewezen was, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wel schuldig was aan de feiten onder 1 en 2, namelijk bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en heeft de voorlopige hechtenis opgeheven op het moment dat de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis gelijk was aan de onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte, die onder invloed van alcohol en drugs was, zich schuldig had gemaakt aan ernstige bedreigingen. De psychiater R.J.H. Winter had gerapporteerd dat de feiten de verdachte volledig toe te rekenen waren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De toepasselijke wetsartikelen waren onder andere 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters Timmermans, Kuijer en Raeijmaekers, in aanwezigheid van griffier mr. Hoekstra.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(verkort vonnis)
parketnummer 09.926.138.01
's-Gravenhage, 29 november 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, recht doende in strafzaken, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te Genc (Turkije) op [geboortedatum]
[adres]
in verzekering gesteld op 7 augustus 2001
en in voorlopige hechtenis gesteld op 9 augustus 2001.
De terechtzitting.
De politierechter in deze rechtbank heeft ter terechtzitting van 15 oktober 2001 de zaak verwezen naar de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, alwaar het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 november 2001.
De verdachte is ter terechtzitting gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr Sytema.
De officier van justitie, mr Oostenbrink, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 3 telastgelegde feit wordt vrijgesproken en ter zake van de hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dag-vaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 3 telastgelegde feit heeft gepleegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
p.m.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen --elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft-- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht --en als hier ingelast beschouwt-- de inhoud van de telastlegging, zoals vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is strafbaar; ten aanzien van hem zijn geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstan-digheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft, terwijl hij zwaar onder invloed was van alcohol en drugs, zich schuldig gemaakt aan ernstige bedreigingen. De agressieve wijze waarop verdachte zich tegenover anderen heeft gedragen kan niet getolereerd worden. Volgens de psychiater R.J.H. Winter, die over verdachte heeft gerapporteerd (rapport van 7 november 2001), zijn de feiten verdachte volledig toe te rekenen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare.
Verdachte is reeds eerder wegens geweldsdelicten veroordeeld. Een gevangenisstraf als na te melden acht de rechtbank passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen: 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 3 telastgelegde feit heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. bedreiging met zware mishandeling;
verklaart het bewezene en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte voor deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot 2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering
en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem onvoorwaardelijk
opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op de voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk is aan de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Kuijer en Raeijmaekers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Hoekstra, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2001.