ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6516

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09.900.592.01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Timmermans
  • A. van Kuijeren
  • M. Raeijmaekers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage inzake poging tot doodslag en zware mishandeling

Op 29 november 2001 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Dire Dawa, Ethiopië. De officier van justitie, mr. Oostenbrink, had gevorderd dat de verdachte vrijgesproken zou worden van enkele telastgelegde feiten, maar ook dat hij voor andere feiten, waaronder poging tot doodslag en zware mishandeling, zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, onder de voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zeer gewelddadig heeft gedragen tegenover zijn ex-echtgenote, door haar keel dicht te knijpen en te proberen haar van het balkon te gooien. Dit gewelddadige gedrag werd voorkomen door ingrijpen van een van de kinderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aard en ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, maar heeft ook een voorwaardelijk deel opgelegd om de verdachte te laten inzien dat zijn gedrag niet getolereerd wordt.

De rechtbank heeft de toepasselijke wetsartikelen, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht, in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Hoekstra, en is openbaar gemaakt op 29 november 2001.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(verkort vonnis)
parketnummer 09.900.592.01
's-Gravenhage, 29 november 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, recht doende in strafzaken, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te Dire Dawa (Ethiopië) [geboortedatum],
[adres]
in verzekering gesteld op 20 september 2001
en in voorlopige hechtenis gesteld op 21 september 2001.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 november 2001.
De verdachte is ter terechtzitting gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr Van Kuijeren.
De officier van justitie, mr Oostenbrink, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de hem bij --gewijzigde-- dagvaarding onder 1, tweede alternatief, en 2 primair telastgelegde feiten wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van de hem onder 1, eerste alternatief, en 2 subsidiair telastgelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd --na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting-- hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
p.m.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de hem bij
-gewijzigde- dagvaarding onder 1, eerste alternatief, en 2 primair telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt-de inhoud van de telastlegging, zoals vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is strafbaar; ten aanzien van hem zijn geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstan-digheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich tegenover zijn ex-echtgenote zeer gewelddadig gedragen, door onder meer haar keel dicht te knijpen en te pogen haar van het balkon te gooien. Dankzij het ingrijpen van een van de kinderen kon worden voorkomen dat dit laatste ook daadwerkelijk gebeurde.
De aard en de ernst van de feiten rechtvaardigen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal deze straf deels voorwaardelijk opleggen om verdachte, die zijn misdragingen tegenover zijn ex-vrouw miskent dan wel bagatelliseert, in te scherpen dat de wijze waarop hij zich heeft gedragen, niet getolereerd wordt.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen: 14a, 14b, 14c, 45, 55, 57, 285, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij
--gewijzigde-- dagvaarding onder 1, eerste en tweede alternatief, en 2 primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1, eerste alternatief: poging tot doodslag, gepleegd in eendaadse samenloop met 1, tweede alternatief: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2 primair: poging tot zware mishandeling;
verklaart het bewezene en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte voor deze feiten --zulks ter zake van de feiten 1, eerste en tweede alternatief met toepassing overeenkomstig artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van de strafbepaling van artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht-- tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering
en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem onvoorwaardelijk
opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Kuijer en Raeijmaekers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Hoekstra, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2001.