ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Assen
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 01/23900 VRONTN A R03 G03 S4
uitspraak: 15 juni 2001
op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
A,
geboren op [...] te Kienchi,
van Ghanese nationaliteit,
alias B,
geboren op [...] te Kumasi,
P R O C E S V E R L O O P
Namens de Staatssecretaris van Justitie is de rechtbank op 7 juni 2001 op grond van artikel 94, eerste lid, Vw 2000 in kennis gesteld van het besluit van 5 juni 2001 tot oplegging van de maatregel van bewaring, tegen welk besluit de vreemdeling geen beroep heeft ingesteld.
Deze kennisgeving moet worden gelijkgesteld met een eerste door de vreemdeling ingesteld beroep tegen de maatregel van bewaring.
De vreemdeling is, bijgestaan door mr. S.E. de Jong, advocaat te Assen, op 14 juni 2001 ter zitting gehoord. Ter zitting was een tolk in de Engelse taal aanwezig.
Namens de Staatssecretaris van Justitie is dhr. F. Egbers, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, verschenen. Verweerder heeft de rechtbank verzocht de bewaring niet op te heffen.
R E C H T S O V E R W E G I N G E N
Op 5 juni 2001 om 11.30 uur is de vreemdeling staandegehouden tijdens een werkplekcontrole in het bedrijf "Grouwe Houtbewerking" te Rijssen. De vreemdeling is daarbij werkend aangetroffen en beschikte volgens eigen verklaring niet over documenten waaruit zijn identiteit zou kunnen blijken. De vreemdeling verklaarde te zijn genaamd B geboren [...] te Kumasi. Verbalisanten hebben vastgesteld dat de vreemdeling voor honderd procent gelijkenis vertoonde met de pasfoto op een vervalst identiteitsbewijs, dat eerder die dag bij een huiszoeking was aangetroffen, op naam van B geboren [...] 1966 te Kumasi.
Verweerder heeft met het oog op de uitzetting van de vreemdeling bij besluit van 5 juni 2001 de maatregel van bewaring opgelegd, nu naar het oordeel van verweerder de vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en het belang van de openbare orde deze maatregel vordert (artikel 59, eerste lid en onder a, Vw 2000) en de voor de terugkeer van de vreemdeling noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn (artikel 59, tweede lid, Vw 2000).
Ter zitting is door de gemachtigde van verweerder verwezen naar het herstel proces-verbaal d.d. 11 juni 2001, waarin staat dat abusievelijk op het model 110-A (maatregel voor bewaring) is vermeld dat eveneens sprake zou zijn van toepassing van artikel 59, tweede lid, Vw 2000. Het betreft hier derhalve, naar de mening van de gemachtigde van verweerder, een kennelijke vergissing.
Namens de vreemdeling is aangevoerd dat de bewaring dient te worden opgeheven, nu de bewaring op twee gronden is bevolen. De maatregel van bewaring betreft een ingrijpend middel op grond waarvan de vreemdeling zijn vrijheid is ontnomen, zodat hiermee met de grootst mogelijke zorgvuldigheid dient te worden omgegaan. Bovendien is de vreemdeling zelf niet in kennis gesteld van het herstel proces-verbaal waarin is vermeld op welke van de twee gronden hij in bewaring is gesteld.
De rechtbank overweegt als volgt.
Hoewel de onderhavige zaak onder zowel artikel 59, eerste lid en onder a, Vw 2000 als onder artikel 59, tweede lid, Vw 2000 is onder te brengen, is de rechtbank van oordeel dat de inbewaringstelling slechts op één grond kan geschieden.
Het behoort tot de strikte waarborgen waarmee de bewaring is omkleed dat de vreemdeling, gelet op de verschillende rechtsgevolgen van beide wetsbepalingen, duidelijkheid heeft op welke grond de bewaring is gelast. Artikel 59, eerste lid en onder a, Vw 2000 bepaalt dat de duur van de bewaring in principe onbeperkt is, terwijl de vreemdeling op grond van artikel 59, tweede lid, Vw 2000 maximaal vier weken in bewaring gesteld kan worden.
Voorts wordt overwogen dat de vreemdeling op grond van artikel 59, eerste lid en onder a, Vw 2000 slechts in bewaring gesteld kan worden indien de openbare orde of de nationale veiligheid zulks daadwerkelijk vordert. Artikel 59, tweede lid, Vw 2000 is daarentegen gebaseerd op een fictie, inhoudende dat het belang van de openbare orde wordt voorondersteld.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het herstel proces-verbaal d.d 11 juni 2001 niet tot gevolg hebben dat het bevel tot bewaring alsnog wordt gelezen als een bevel enkel op grond van artikel 59, eerste lid en onder a, Vw 2000. Het formulier "Maatregel van Bewaring" geeft het besluit inzake de inbewaringstelling weer en wordt onmiddellijk aan de vreemdeling uitgereikt. Hierin dient ondubbelzinnig en duidelijk te worden vermeld op welke grond de bewaring is bevolen. Voorts is geenszins aannemelijk dat het voor de vreemdeling kenbaar was, dat sprake is geweest van een misslag. Ook overigens blijkt niet uit het dossier dat artikel 59, tweede lid, Vw 2000 niet aan de orde was.
Het bovenstaande brengt mee dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet en bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is.
Het beroep dient gegrond te worden verklaard.
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van de bewaring met ingang van heden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad. f 710,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank dient te vergoeden.
Krachtens artikel 95 Vw 2000 staat tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel, voor partijen hoger beroep open. Bij het beroepschrift dient een afschrift van de bestreden uitspraak te worden gevoegd. Het beroepschrift dient binnen één week na verzending van de uitspraak te worden ingediend bij de Raad van State, Afdeling Bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113 2500 BC `s-Gravenhage.
Aldus gewezen door mr. B.I. Klaassens, in tegenwoordigheid van mr. C.T. Brontsema als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2001.
---------------- Afschrift verzonden: 22 juni 2001