ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6666
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van een Bulgaarse vreemdeling en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om de onrechtmatige bewaring van een Bulgaarse vreemdeling, die op 5 juni 2001 in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling had echter al vóór de inbewaringstelling een vliegticket naar Varna, met vertrek op 27 juni 2001. Tijdens de zitting bleek dat de vreemdeling dit ticket op 2 of 3 juni 2001 had aangeschaft, maar dat deze informatie aanvankelijk niet door de verweerder was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet had voldaan aan de verplichting om alle relevante informatie te verstrekken, wat leidde tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet voldoende was gemotiveerd en dat er geen afweging was gemaakt of artikel 59, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 had moeten leiden tot het afzien van de maatregel. Hierdoor werd het besluit om de maatregel van bewaring op te leggen als onvoldoende gemotiveerd beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en kende hem een schadevergoeding toe van in totaal ƒ 1650,- voor de onterecht doorgebrachte dagen in bewaring.
De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van relevante informatie door de verweerder en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met vrijheidsbenemende maatregelen. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en de verweerder veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 juni 2001.