ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6733

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/17193
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C. Greeuw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inbewaringstelling van vreemdeling na afwijzing asielverzoek

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 10 mei 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de inbewaringstelling van een vreemdeling, hierna aangeduid als A, van Sierra Leoonse nationaliteit. De vreemdeling had op 23 april 2001 een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 27 april 2001 afgewezen. De vreemdeling werd gelijktijdig geïnformeerd dat hij Nederland onmiddellijk diende te verlaten, met de toevoeging dat dit binnen 24 uur diende te gebeuren. De rechtbank oordeelde dat deze termijn in feite neerkwam op een vertrektermijn van nul dagen, waardoor de vreemdeling uitzetbaar was en in bewaring kon worden gesteld.

De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouwe van de vreemdeling verworpen, die stelde dat de vreemdeling 24 uur de tijd had om Nederland te verlaten en dat hij nog niet in bewaring kon worden gesteld. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling op goede gronden in bewaring was gesteld op basis van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling zich schuldig had gemaakt aan manifest bedrog door onjuiste gegevens over zijn leeftijd te verstrekken, wat de openbare orde in gevaar bracht.

De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, en benadrukte dat de toepassing van de maatregel van bewaring niet in strijd was met de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. M. Geschiere, en is openbaar uitgesproken. De vreemdeling heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
ex artikel 94 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 01/17193 VRONTN J
inzake: A, geboren op [...] 1981, van Sierraleoonse nationaliteit, verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Koning Willem II, hierna te noemen: de vreemdeling,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), gevestigd te 's-Gravenhage, verweerder.
Zitting: 4 mei 2001.
De vreemdeling is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. M.B. van den Toorn- Volkers, advocaat te Made.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde, mr. M.C.G.G. van Hoek.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij bevel tot bewaring van 27 april 2001 is de vreemdeling op grond van artikel 59, eerste lid, Vw in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 27 april 2001, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 27 april 2001, heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring.
2. Overwegingen
2.1 Namens de vreemdeling is aangevoerd dat hem na afwijzing van het verzoek om toelating als vluchteling geen tijd is gegund het land uit eigener beweging , binnen de hem gestelde vertrektermijn, te verlaten en de inbewaringstelling derhalve
onrechtmatig is.
2.2. De rechtbank overweegt als volgt.
De vreemdeling heeft op 23 april 2001 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw aangevraagd. Bij de aanvraag heeft de vreemdeling gesteld afkomstig te zijn uit Sierra Leone en geboren te zijn op [...] september 1984. Naar aanleiding hiervan is op 23 april 2001 een antropobiologisch onderzoek gestart naar de leeftijd van de vreemdeling. Blijkens het verslag van dat onderzoek is de door de vreemdeling opgegeven geboortedatum niet aannemelijk. Aan de vreemdeling wordt een leeftijd ouder dan 21 jaar toegekend. De vreemdeling is vervolgens op 25 april 2001 gehoord door een contactambtenaar. Op 27 april 2001 heeft verweerder de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel afgewezen. Deze beschikking is op 27 april 2001 om 09:25 uur aan de vreemdeling uitgereikt, waarbij hem in de beschikking is aangezegd Nederland onmiddellijk – binnen 24 uur – uit eigener beweging te verlaten. Op 27 april 2001 09:35 uur is de vreemdeling met het oog op de inbewaringstelling gehoord. Om 09:45 uur is de maatregel van bewaring aan de vreemdeling opgelegd.
2.3. De rechtbank is van oordeel dat de vreemdeling op goede gronden in bewaring is gesteld. Hiertoe is het volgende overwogen.
2.4. Onder manifest bedrog wordt door verweerder verstaan, het doelbewust misleiden van de Nederlandse autoriteiten, teneinde te bewerkstelligen, dat verblijf in welke vorm dan ook wordt toegestaan, terwijl zulks bij bekendheid met de juiste gegevens niet het geval zou zijn. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de vreemdeling zich schuldig heeft gemaakt aan manifest bedrog door, naar blijkt uit het rapport van leeftijdsonderzoek, onjuiste gegevens te verschaffen over zijn leeftijd. Hiermee is de openbare orde in in het geding. Nu de vreemdeling voorts, naar niet in geschil is, geen rechtmatig verblijf hier te lande heeft en, gelet op de door hem verschafte onjuiste gegevens, het vermoeden gerechtvaardigd is dat hij zich aan zijn uitzetting zal onttrekken, is de vreemdeling op goede gronden ingevolge artikel 59, eerste lid, Vw in bewaring gesteld.
2.5. De stelling van de raadsvrouwe dat vreemdeling 24 uur de tijd heeft gehad om Nederland te verlaten en hij (nog) niet in bewaring kon worden gesteld, kan niet worden gevolgd. In de beschikking is vermeld dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk
diende te verlaten met de tussenvoeging „binnen 24 uur“. Dit komt neer op een vertrektermijn van nul dagen, hetgeen conform het door verweerder ingevolge artikel 62, vierde lid, aanhef en onder a Vw2000 gevoerde beleid, als neergelegd in Vc2000 C3/12.2 is. Gelet reeds op deze nul-dagen-termijn was de vreemdeling uitzetbaar en kon hij, met het oog op de uitzetting, in bewaring worden gesteld.
2.6. De rechtbank is ook overigens van oordeel dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
2.4. Het beroep is derhalve ongegrond.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1. verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Greeuw, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2001, in tegenwoordigheid van mr. M. Geschiere als griffier.
afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van deze uitspraak door de griffier.