ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6736
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.A. Vermeulen
- S.J. Giling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van voortvarendheid bij aanvraag laissez-passer voor Algerije
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 8 augustus 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de voortvarendheid van de Staatssecretaris van Justitie bij de afgifte van een laissez-passer voor de eiser, A, van Libanese nationaliteit, die in de Penitentiaire Inrichting te Ter Apel verblijft. Eiser had eerder beroep ingesteld tegen de vrijheidsontnemende maatregel, die op 23 april 2001 was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris op 14 juni 2001 een verklaring van de Libanese consul ontving, waarin werd aangegeven dat eiser waarschijnlijk uit Algerije afkomstig is. Een verhoor dat gepland stond op 26 juni 2001 kon echter niet doorgaan vanwege een strafoverplaatsing van eiser. Eiser werd in afzondering geplaatst, wat de voortgang van de procedure beïnvloedde. Pas op 26 juli 2001 kon het verhoor plaatsvinden, waarna eiser een aanvraag voor een laissez-passer voor Algerije indiende.
De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld, ondanks de vertragingen die waren ontstaan door de omstandigheden rondom de afzondering van eiser. De rechtbank benadrukte dat het indienen van de aanvraag bij de laissez-passerkamer intern handelen van de verweerder is en niet meetelt bij de beoordeling van de voortvarendheid ten opzichte van eiser. De rechtbank concludeerde dat de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd is met de wet en dat deze gerechtvaardigd is. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.