ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6751

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/39837
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van WAV-controle en vrijheidsontnemende maatregel in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 30 augustus 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de vrijheidsontnemende maatregel van een vreemdeling, hierna aangeduid als A, die in het Huis van Bewaring te Ter Apel verblijft. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.W. Plantema, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door mr. A. Kwaspen, om hem in bewaring te stellen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000). De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling op 14 augustus 2001 de maatregel van bewaring is opgelegd, en dat de openbare behandeling van het beroep op 23 augustus 2001 heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft overwogen dat de vreemdeling in bewaring is gesteld op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw2000, en dat de maatregelen van staandehouding en ophouding voor verhoor rechtmatig zijn toegepast. De gemachtigde van de vreemdeling heeft betoogd dat de WAV-controle onrechtmatig was, omdat deze was gebaseerd op een dubieuze tip. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de WAV-controle rechtmatig was, aangezien er voldoende feiten en omstandigheden waren die een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleverden. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is bepaald dat de rechter in vreemdelingenzaken niet kan oordelen over de aanwending van niet bij of krachtens de Vw2000 toegekende bevoegdheden.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vreemdeling niet over een geldige titel tot verblijf beschikt en dat er een ernstig vermoeden bestaat dat hij zich aan uitzetting zal onttrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien om de maatregel op te heffen of te wijzigen. De uitspraak is openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A.C.M. Rijkelijkhuizen, en een afschrift is verzonden op 31 augustus 2001.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
beroep vrijheidsontnemende maatregel
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 01/39837 VRONTN
Inzake :
A, crv nummer [crv nummer], thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Ter Apel, hierna te noemen de vreemdeling,
gemachtigde mr. J.W. Plantema, advocaat te Amsterdam,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. A. Kwaspen, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [...] 1975 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Bij kennisgeving op grond van artikel 94 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000), ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 16 augustus 2001, heeft verweerder de rechtbank bericht dat de vreemdeling met ingang van 14 augustus 2001 de maatregel van bewaring is opgelegd. Krachtens die bepaling wordt de vreemdeling na de ontvangst van deze kennisgeving geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel.
3. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2001. De vreemdeling is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig mevrouw J. Lakjaa, tolk in de Arabische taal.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank stelt vast dat de vreemdeling in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw2000.
2. Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
3. De rechtbank is van oordeel dat de maatregelen van staandehouding en ophouding voor verhoor op rechtmatige wijze zijn toegepast.
4. Gebleken is dat de vreemdeling is staandegehouden nadat hij tijdens een in het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) verrichte controle werkend was aangetroffen, waarna is gebleken van voldoende feiten en omstandigheden die naar objectieve maatstaven gemeten een redelijk vermoeden van illegaal verblijf van de vreemdeling in Nederland opleveren als bedoeld in artikel 50, eerste lid, Vw2000.
5. De gemachtigde van de vreemdeling heeft aangevoerd dat de WAV-controle is uitgevoerd naar aanleiding van een vage tip, en dat op grond van deze tip geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf kon ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze grief niet slagen, reeds omdat er sprake is van een WAV-controle, waarbij niet vereist is dat daaraan voorafgaand reeds een redelijk vermoeden van illegaal verblijf aanwezig is. De vreemdeling kon tijdens de desbetreffende WAV-controle niet voldoen aan zijn legitimatieplicht als werknemer, zodat op dat moment een redelijk vermoeden van illegaal verblijf heeft kunnen ontstaan.
6. Voor zover de gemachtigde van de vreemdeling heeft bedoeld te betogen dat de WAV-controle zelf onrechtmatig is geweest omdat daarbij is afgegaan op een dubieuze tip, overweegt de rechtbank dat in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 26 juli 2001 (200102650/1) is bepaald dat de rechter in vreemdelingenzaken niet kan oordelen over de aanwending van een niet bij of krachtens de Vw2000 toegekende bevoegdheid. Nu niet is vastgesteld dat de WAV-controle op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden, dient de rechtbank in de beoordeling van de onderhavige zaak van de rechtmatigheid ervan uit te gaan.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden de vreemdeling krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw2000 in het belang van de openbare orde en met het oog op de uitzetting, in bewaring heeft gesteld. De vreemdeling beschikt niet over een geldige titel tot verblijf, is niet in het bezit van een geldig identiteitsbewijs, heeft zich aan het vreemdelingentoezicht onttrokken en beschikt niet over voldoende middelen van bestaan. Gelet op het vorenstaande bestaat ten aanzien van de vreemdeling het ernstige vermoeden dat hij zich aan uitzetting zal onttrekken.
8. De rechtbank is voorts van oordeel dat van onvoldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn vooralsnog geen sprake is. Er is geen grond om aan te nemen dat een geldig document voor grensoverschrijding niet zal worden verkregen.
9. Niet is gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van de vreemdeling in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
10. Het beroep is derhalve ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de opheffing van de maatregel te bevelen of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
11. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond;
IV. RECHTSMIDDEL
Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voorzover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Voorzover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om schadevergoeding staat daartegen krachtens artikel 84, aanhef en onder d, Vw2000 geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. M.A. Dirks en uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2001, in tegenwoordigheid van mr. A.C.M. Rijkelijkhuizen, griffier.
afschrift verzonden op: 31 augustus 2001