ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-900407-01
rolnummer 0001
's-Gravenhage, 3 december 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te 's-Gravenhage,
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 november 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr H.D. Gelderloos, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Remmerswaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact en behandeling bij "De Waag".
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf het navolgende overwogen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan vergaande seksuele handelingen met zijn minderjarige dochter. Die handelingen bestonden onder meer uit pogingen om het lichaam van zijn dochter binnen te dringen met zijn geslachtsdeel en vinger, maar ook uit het bestrelen van haar borsten en vagina, het likken aan haar vagina en het zich laten pijpen en aftrekken door zijn dochter. Het slachtoffer had ten tijde van de ontucht een leeftijd die varieerde van zeven tot en met vijftien jaar.
Deze feiten zijn bijzonder ernstig. Verdachte heeft zijn dochter het recht ontnomen om zich in een veilige en stabiele omgeving in haar eigen tempo zowel lichamelijk als geestelijk te ontwikkelen. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar (seksuele) ontwikkeling ernstig verstoord. Immers, in die seksuele ontwikkeling is op geen enkele wijze een actieve rol weggelegd voor de ouders. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, nadat hij zich had gerealiseerd hoe fout hij was geweest en dit ook aan zijn dochter had laten blijken, toch weer met de hem telastgelegde handelingen is doorgegaan. Voorts is niet gebleken dat verdachte thans in voldoende mate beseft hoe ingrijpend de gevolgen zijn die het misbruik voor zijn dochter hebben gehad. Weliswaar geeft verdachte ter terechtzitting aan dat hij spijt heeft van de ontuchtige handelingen, maar in de beleving van verdachte, zoals deze uit zijn verklaringen naar voren komt, spelen de consequenties van het gebeurde voor hemzelf een overwegende rol. Zoals uit ervaringsregels bekend is, plegen slachtoffers van seksueel misbruik ernstige, soms blijvende psychische schade daarvan te ondervinden. Verdachte is aan dit alles volledig voorbij gegaan en heeft enkel oog gehad voor zijn eigen belangen en lustgevoelens.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een voorlichtingsrapport d.d. 14 november 2001 van de Stichting Reclassering Nederland, opgemaakt en ondertekend door M. van Scheppingen. De reclassering geeft de rechtbank in overweging een verplicht reclasseringscontact op te leggen in welk kader naar de mening van de reclassering tevens een behandeling zou moeten worden gevolgd.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 19 november 2001 aangegeven dat hij wel gemotiveerd is voor een individuele behandeling gericht op zijn eigen problematiek. De rechtbank acht een dergelijke behandeling ook noodzakelijk en zal verdachte hiertoe verplichten in het kader van een op te leggen bijzondere voorwaarde.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 25 juli 2001 niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Dit alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Hiervan zal de rechtbank een deel voorwaardelijk opleggen onder de gebruikelijke algemene voorwaarde en de na te noemen bijzondere voorwaarde en met een -wettelijk maximaal toegestane- proeftijd van drie jaar, teneinde een zo ruim mogelijk kader te scheppen voor behandeling en begeleiding van verdachte.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten, voor zover bewezenverklaard, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ONTUCHT PLEGEN MET ZIJN MINDERJARIG KIND, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling voor volwassen daders van seksueel misbruik bij polikliniek "De Waag", dit zolang die reclasseringsinstelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 23 juli 2001;
in vrijheid gesteld op: 26 juli 2001;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Van Wesenbeeck en Pereira Horta, rechters,
in tegenwoordigheid van mr De Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 december 2001.