ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6769
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.R. Derkx
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 29 november 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, die op 14 november 2001 was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie. De vreemdeling, geboren in 1972 en van Kameroense nationaliteit, was in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000). De rechtbank ontving op 15 november 2001 het beroepschrift van de vreemdeling, waarin ook schadevergoeding werd verzocht. Tijdens de openbare behandeling op 22 november 2001 werd de vreemdeling bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.P.H. van Wezel, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. H. Hanoeman.
De gemachtigde van de vreemdeling voerde aan dat de staandehouding onrechtmatig was, omdat er geen duidelijke aanleiding voor de controle was en dat de vreemdeling niet werkend was aangetroffen. Hij stelde ook dat de vreemdelingenrechter bevoegd was om de rechtmatigheid van de WAV-controle te toetsen. De rechtbank overwoog echter dat volgens vaste jurisprudentie de vreemdelingenrechter in het kader van de toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring niet kan oordelen over andere dan bij of krachtens de Vw2000 toegekende bevoegdheden. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtmatigheid van de controle in het kader van de WAV niet kon worden getoetst.
Daarnaast werd de grief van de gemachtigde dat de vreemdeling langer dan de wettelijke termijn van zes uur was opgehouden, verworpen. De rechtbank stelde vast dat de vreemdeling op 13 november 2001 om 20.35 uur was staande gehouden en om 22.15 uur op het politiebureau te Amersfoort was aangekomen. De rechtbank concludeerde dat de zes-uur-termijn niet was overschreden, aangezien de termijn begon te lopen op het moment van aankomst op het politiebureau.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor het toekennen van schadevergoeding en dat er geen proceskosten aan de andere partij moesten worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C.R. Derkx en in het openbaar uitgesproken, met griffier W.M. Colpa aanwezig.