ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6912

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/69226 S1813
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Ollermann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet voldoen aan vereisten voor verblijf bij partner

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 1 november 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres, een Colombiaanse vrouw, had op 6 september 1999 een aanvraag ingediend om een mvv met als doel verblijf bij haar Nederlandse partner, B. Na een fictieve weigering van de aanvraag heeft eiseres op 9 december 1999 een bezwaarschrift ingediend. De verweerder heeft het bezwaar op 6 oktober 2000 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep heeft ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de mvv is gebaseerd op het niet voldoen aan de vereisten voor verblijf bij een partner, zoals neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 1994. Een van de vereisten is dat de aanvrager een gelegaliseerde verklaring van ongehuwd zijn moet overleggen, wat in dit geval niet is gebeurd. De rechtbank overweegt dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij aan deze vereiste voldoet, aangezien zij slechts een verklaring van één getuige heeft overgelegd, terwijl er twee getuigen vereist zijn.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gemachtigde van eiseres, mr. drs. R. Dhalganjansing, voldoende gelegenheid heeft gehad om de ontbrekende documenten te overleggen, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat de verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv en dat er geen gronden zijn voor het aannemen van klemmende redenen van humanitaire aard. Het beroep is derhalve ongegrond verklaard, en er is geen hoger beroep mogelijk tegen deze uitspraak.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
juncto artikel 33a Vreemdelingenwet
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 00/69226 S1813
Inzake : A, eiseres, woonplaats kiezende ten kantore van haar gemachtigde,
mr drs. R. Dhalganjansing, advocaat te Den Haag,
tegen : de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder, gemachtigde drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek, ambtenaar ten departemente van het Ministerie van Justitie,
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. Eiseres, geboren op [...] 1968, bezit de Colombiaanse nationaliteit. Op 6 september 1999 heeft zij een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel "verblijf bij Nederlandse partner, B". Eiseres heeft op 9 december 1999 een bezwaarschrift ingediend gericht tegen de fictieve weigering een beslissing te nemen op de aanvraag. Verweerder heeft op 6 oktober 2000 het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Op 3 november 2000 heeft eiseres tegen deze beschikking beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en in zijn verweerschrift geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op
4 oktober 2001. Eiseres is niet verschenen ter zitting, noch haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. Op 1 april 2001 is in werking getreden de Wet van 23 november 2000 tot algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingenwet 2000, hierna Vw2000), Stb. 2000, 495. Nu het bestreden besluit is bekend gemaakt voor 1 april 2001, is op de beoordeling daarvan het voor die datum geldende recht van toepassing.
2. In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Daartoe moet worden bezien of dit besluit de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
3. Ingevolge artikel 33d Vreemdelingenwet (Vw) worden beschikkingen omtrent de afgifte van visa of machtigingen tot voorlopig verblijf, gegeven krachtens het Souverein Besluit van 12 december 1813, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep gelijkgesteld met beschikkingen aangaande toelating, gegeven op grond van deze wet.
4. Eiseres stelt dat zij in aanmerking komt voor de gevraagde mvv. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat zij sedert enige tijd een duurzame en exclusieve relatie onderhoudt met haar aanstaande echtgenoot, B (referent). Voorts beschikt referent duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet voor een mvv in aanmerking komt.
6. De verlening van een mvv kan, evenals een vergunning tot verblijf ingevolge artikel 11, vijfde lid, Vw aan een vreemdeling worden geweigerd op gronden aan het algemeen belang ontleend. De gronden die verweerder voor verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf hanteert zijn gelijk aan die welke de Staatssecretaris van Justitie in acht neemt voor verlening van een vergunning tot verblijf (Vreemdelingencirculaire 1994 (Vc) onder hoofdstuk A4/5.3).
7. De Staatssecretaris van Justitie voert met het oog op de bevolkings- en werkgelegenheidssituatie hier te lande bij de toepassing van dit artikellid een beleid waarbij vreemdelingen in het algemeen - behoudens verplichtingen voortvloeiende uit internationale overeenkomsten - slechts voor verlening van een vergunning tot verblijf in aanmerking komen, indien met hun aanwezigheid hier te lande een wezenlijk Nederlands belang is gediend of indien er sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard.
8. Het beleid met betrekking tot verblijf bij partner is neergelegd in de Vc 1994 in hoofdstuk B1/3. Een van de algemene vereisten voor toelating bij partner is, voorzover hier van belang en kort weergegeven:
een akte betreffende de ongehuwde staat, die in de daarvoor in aanmerking komende gevallen is gelegaliseerd en / of geverifieerd.
9. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat in het onderhavige geval niet is voldaan aan de algemene vereisten voor toelating voor verblijf bij partner. Eiseres heeft niet op de in de Vc voorgeschreven wijze aangetoond ongehuwd te zijn. Uit het in de Vc neergelegde beleid vloeit voort dat voor toelating bij een Nederlandse partner onder meer is vereist dat beide partners ongehuwd zijn. Het ongehuwd zijn moet met gelegaliseerde officiële documenten worden aangetoond.
Blijkens hoofdstuk B1/3.2.2.1 en bijlage 4 van de Vc geldt ten aanzien van onderdanen van Colombia dat een verklaring van ongehuwd zijn kan worden verkregen bij een notaris. Hiertoe dienen twee getuigen ten overstaan van de notaris een verklaring af te leggen dat betrokkene ongehuwd is.
Niet is gesteld, noch gebleken dat verweerder in het onderhavige geval van het stellen van deze voorwaarde had behoren af te zien.
Blijkens het verslag van de op 7 april 2000 gehouden hoorzitting naar aanleiding van het bezwaarschrift is de gemachtigde alsnog in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden een ongehuwdverklaring als zoëven bedoeld te (doen) overleggen.
Ofschoon referent en haar gemachtigde tijdens die zitting uitdrukkelijk zijn gewezen op de voorwaarde dat sprake dient te zijn van twee getuigen, is de gemachtigde vervolgens overgegaan tot de inzending van een acte welke slechts de verklaring van één getuige bevat.
In het beroepschrift stelt de gemachtigde van eiseres zich op het standpunt dat verweerder niet tot afwijzing van het bezwaarschrift had mogen besluiten maar in plaats daarvan had moeten aankondigen dat de acte niet zou worden geaccepteerd.
Gelet op de nadrukkelijke wijze echter waarop referent en haar gemachtigde tijdens genoemde hoorzitting zijn gewezen op de voorwaarde waaraan de ongehuwdverklaring dient te voldoen, moet het zonneklaar zijn geweest dat de vervolgens ingezonden acte niet aan de bewuste voorwaarde voldeed. De rechtbank gaat er vanuit dat het de gemachtigde mr. drs. R. Dhalganjansing bij de inzending op 15 juni 2000 van de in mei 2000 gelegaliseerde acte van ongehuwdheid (inclusief vertaling), het risico voor lief heeft genomen dat de acte wegens de daaraan klevende - evidente - tekortkoming niet zou worden geaccepteerd. Indien de gemachtigde - die ter zitting van de rechtbank niet is verschenen - mocht bedoelen te stellen dat hem de tekortkoming in de overgelegde acte is ontgaan, laat zulks naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat van de gemachtigde, die op dit punt al een herstel-verzuim mogelijkheid was geboden, zich vóór inzending van de acte ervan had dienen te vergewissen of die acte het vereiste aantal getuigenverklaringen bevatte.
Voor het aannemen van de verplichting voor het bestuursorgaan om de gemachtigde nogmaals op de onvolledigheid van de aanvraag te wijzen acht de rechtbank geen gronden aanwezig.
10. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres ingevolge genoemd beleid niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv. Evenmin is gebleken van overige klemmende redenen van humanitaire aard op grond waarvan verweerder het verlenen van een mvv in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren.
11. Het beroep is derhalve ongegrond.
12. Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen moet worden veroordeeld in de kosten van de andere partij, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
IV. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat ingevolge artikel 120 Vw2000 geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr H. Ollermann en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2001, in tegenwoordigheid van mr J.R. van Veen, griffier.
afschrift verzonden op: