ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7129

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/58211
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel van vreemdeling

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 27 november 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. Het beroep is op 5 november 2001 door de rechtbank ontvangen en is aanvankelijk binnen de termijn behandeld. Tijdens de zitting op 12 november 2001 was de vreemdeling niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft zijn belangen behartigd. De rechtbank oordeelt dat er geen reden is om te stellen dat niet tijdig met het horen van de vreemdeling is begonnen, verwijzend naar eerdere rechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat de vreemdeling op goede gronden in bewaring is gesteld, omdat hij niet over een geldige verblijfsvergunning beschikt en er een ernstig vermoeden bestaat dat hij zich aan uitzetting zal onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling op 3 november 2001 de maatregel van bewaring is opgelegd en dat de behandeling van de zaak op 12 november 2001 is geschorst om de vreemdeling in persoon te horen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vreemdeling niet binnen de wettelijke termijn is gehoord, maar dat dit niet leidt tot opheffing van de maatregel. De rechtbank heeft de ongegrondheid van het beroep bevestigd en geen aanleiding gezien om de opheffing van de maatregel te bevelen. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S.J.W. Stort.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
beroep vrijheidsontnemende maatregel
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 01/58211 VRWET
Inzake : [A], crv nummer [crv nummer], thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Tilburg, hierna te noemen de vreemdeling, gemachtigde mr. M.E.M. Jacquemard, advocaat te Rotterdam,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. M.P. Bouma, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1972 en de Indiase nationaliteit te hebben.
2. Op 5 november 2001 heeft de rechtbank een beroepschrift op grond van artikel 93 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) van de vreemdeling ontvangen. Het beroep is gericht tegen het besluit van verweerder van 3 november 2001 waarbij de vreemdeling de maatregel van bewaring is opgelegd.
3. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 12 november 2001. De gemachtigde van de vreemdeling is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. O.J. Elbertsen. De vreemdeling is niet aangevoerd.
4. De gemachtigde van de vreemdeling heeft namens hem het woord gevoerd.
5. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak ter zitting geschorst teneinde de vreemdeling in persoon te horen. Daartoe is de zaak geagendeerd voor de rol van 20 november 2001 en is het onderzoek ter zitting opnieuw aangevangen. De vreemdeling alsmede zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is ter zitting verschenen een tolk in de Punjabi taal.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank stelt vast dat de vreemdeling in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw2000.
2. De gemachtigde van de vreemdeling heeft ter zitting de vraag opgeworpen of de onderhavige bewaring niet opgeheven dient te worden nu de vreemdeling niet binnen de in artikel 94, tweede lid, Vw2000 gestelde termijn van zeven dagen is gehoord door de rechtbank. Gebleken is dat op 12 november 2001 sprake was van een persoonsverwisseling en de vreemdeling op die dag derhalve abusievelijk is vervoerd naar de rechtbank te Den Bosch. Niet is vast komen staan dat de vreemdeling op 12 november 2001 is gehoord door de rechtbank Den Bosch, zodat het horen van de vreemdeling op 20 november 2001 te laat was.
3. Ingevolge artikel 94, tweede lid, van de Vw 2000 - voor zover hier van belang - vindt de zitting bij de rechtbank uiterlijk op de zevende dag na ontvangst van het beroepschrift dan wel de kennisgeving plaats. De rechtbank roept de vreemdeling op om in persoon dan wel in persoon bij raadsman te verschijnen teneinde te worden gehoord.
4. Het beroep is op 5 november 2001 door de rechtbank ontvangen. Het beroep is aanvankelijk binnen de termijn behandeld. Bij de zitting van 12 november 2001 is de vreemdeling niet aangevoerd. De gemachtigde van de vreemdeling heeft bij die zitting zijn belangen behartigd en namens hem het woord gevoerd. Derhalve kan niet worden staande gehouden dat niet tijdig een aanvang is gemaakt met het horen van de vreemdeling. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen is overwogen in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juli 2001, nr. 200102633/1, over het maken van een aanvang met het horen van de vreemdeling. Dat de betreffende overwegingen slechts gelden in het geval de oorzaak van het niet horen van de vreemdeling gelegen is in de afwezigheid van een tolk, valt naar het oordeel van de rechtbank daaruit niet af te leiden.
5. Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
6. Gesteld noch gebleken is dat de maatregelen van staandehouding en ophouding voor verhoor op onrechtmatige wijze zijn toegepast.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden de vreemdeling krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw2000 in het belang van de openbare orde en met het oog op de uitzetting, in bewaring heeft gesteld. De vreemdeling beschikt niet over een geldige titel tot verblijf, is niet in het bezit van een geldig identiteitsbewijs, heeft zich aan het vreemdelingentoezicht onttrokken en beschikt niet over voldoende middelen van bestaan. Gelet hierop bestaat ten aanzien van hem het ernstige vermoeden dat hij zich aan uitzetting zal onttrekken.
Bovendien heeft de vreemdeling getracht Nederland uit te reizen met een vals, dan wel vervalst Nederlands paspoort.
8. De rechtbank is van oordeel dat voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Verweerder heeft ter verkrijging van een geldig document voor grensoverschrijding de vreemdeling op 7 dan wel 8 november 2001 gepresenteerd bij de autoriteiten van India. Er is vooralsnog geen grond om aan te nemen dat een dergelijk document niet zal worden verkregen.
9. Niet is gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van de vreemdeling in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
10. Het beroep is derhalve ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de opheffing van de maatregel te bevelen.
11. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
IV. RECHTSMIDDEL
Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voorzover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Voorzover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om schadevergoeding staat daartegen krachtens artikel 84 aanhef en onder d Vw2000 geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. M.A. Dirks en uitgesproken in het openbaar op 27 november 2001, in tegenwoordigheid van S.J.W. Stort, griffier.
de griffier is buiten
staat te tekenen.
afschrift verzonden op: 28 november 2001