ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-926233-01
's-Gravenhage, 13 december 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Nador (Marokko),
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 november 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Visser, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Krol heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 3 primair telastegelgde wordt vrijgesproken en onder 1 primair en 2 primair en 3 subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1, en 3 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 2 primair en 3 subsidiair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Uit de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte met hoge snelheid met een auto ingereden is op twee meisjes. Verdachte heeft, door niet af te remmen, zich aan de geenszins geringe kans blootgesteld dat die meisjes daadwerkelijk zouden overlijden. Derhalve is de opzet van verdachte - in de zin van voorwaardelijke opzet - op de levensberoving van die meisjes bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte is, nadat hij zich meerdere malen bedreigend heeft uitgelaten tegenover één van de twee meisjes, met een hoge snelheid met een auto op hen ingereden. Dat de meisjes niet zijn overleden is niet aan verdachte te danken. Verdachte is volledig voorbij gegaan aan de psychische en lichamelijke gevolgen die zijn handeling bij zijn slachtoffers zou kunnen veroorzaken. Een dergelijk feit veroorzaakt bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Voorts heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het totstandkomen en uitvoeren van strafbare feiten, aangezien hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Verdachte heeft met de gepleegde heling het aantal diefstallen van auto's bevorderd door het kennelijk gemak waarmee gestolen goederen worden geheeld. Helingshandelingen verdienen dan ook scherpe afkeuring.
De aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 13 september 2001, al eerder is veroordeeld wegens heling, uit welke veroordeling hij kennelijk geen lering heeft getrokken.
Gezien het vorenstaande zal de rechtbank verdachte naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een aanzienlijk deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, hetgeen tevens als stok achter de deur dient om verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst wederom aan dergelijke strafbare feiten schuldig te maken.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 45, 57, 287 en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1, en 3 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 2 primair en 3 subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v. feit 3 subsidiair:
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 13 september 2001
in voorlopige hechtenis gesteld op : 17 september 2001
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Schaffels en Jalink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Verburgt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2001.