ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7446

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 01/1473 en 01/1474
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.D.J. van Reenen - Stroebel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de president in kort geding inzake gemeentelijke herindeling en grensbeschrijving

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben de gemeenten Rijswijk en Leidschendam (eiseressen) een vordering ingesteld tegen de Staat der Nederlanden (gedaagde) naar aanleiding van een besluit van 18 september 2001, waarin de gewijzigde gemeentegrenzen van Den Haag zijn vastgesteld. Eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat volgens hen in strijd is met de Wet algemene regels herindeling. De president heeft op 5 december 2001 de behandeling van de verzoeken om voorlopige voorziening en de civielrechtelijke procedures gehoord. Eiseressen vorderen dat het besluit van 18 september 2001 wordt herroepen en dat de gemeentegrenzen opnieuw worden vastgesteld conform hun bepleiten. Ze stellen dat de grensbeschrijving niet overeenkomt met de wettelijke kaart en dat dit een onrechtmatige daad oplevert.

De gedaagde, de Staat der Nederlanden, heeft betoogd dat het besluit een algemeen verbindend voorschrift is, waartegen geen bezwaar mogelijk is. De president heeft echter geoordeeld dat het besluit geen avv is, maar een besluit van algemene strekking, wat betekent dat er wel degelijk beroep en bezwaar mogelijk is. Hierdoor is de president bevoegd om van het verzoek om voorlopige voorziening kennis te nemen. De president heeft uiteindelijk besloten zich onbevoegd te verklaren, omdat er een rechtsgang openstaat tegen het besluit van 18 september 2001. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, aangezien de kort gedingprocedure het gevolg was van de aankondiging van gedaagde om een ontvankelijkheidsverweer te voeren in de bestuursrechtelijke procedure.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage
Sector Civiel Recht - President
Vonnis in kort geding van 18 december 2001,
gewezen in de zaken met rolnummers KG 01/ 1473 en 01/1474
Gemeente Rijswijk, zetelend te Rijswijk,
Gemeente Leidschendam, zetelend te Leidschendam,
eiseressen,
procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat:: mr. N.S.J. Koeman te Amsterdam,
tegen
De Staat der Nederlanden (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
procureurs: mrs. E.J. Daalder en E.C. Pietermaat,
waarin gevorderd heeft zich te mogen voegen aan de zijde van gedaagde:
de Gemeente Den Haag, zetelend te Den Haag,
procureur: mr. W. Taekema
advocaat: mr. C.G.M. Cartigny te Rotterdam.
1. De feiten
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting van 5 december 2001 staat, voor zover in het kader van dit kort geding van belang, tussen partijen vast:
- Bij besluit van 18 september 2001 (gepubliceerd in de Staatscourant van 1 oktober 2001) heeft gedaagde, overeenkomstig de Wet van 12 juli 2001 tot gemeentelijke herindeling van Den Haag en omgeving (hierna: de Wet), onder meer de met ingang van 1 januari 2002 gewijzigde grens beschreven van de gemeente Den Haag met de gemeenten Rijswijk en Leidschendam;
- Namens eiseressen is tegen dit besluit bezwaar in de zin van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gemaakt;
- Zij hebben daarnaast verzoeken als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, Awb ingediend. De datum van behandeling van deze verzoeken is bepaald op 5 december 2001. De gemeente Den Haag is in deze procedure als derde belanghebbende aangemerkt;
- Gedaagde heeft aangegeven zich op het standpunt te stellen dat genoemd besluit van 18 september 2001 een algemeen verbindend voorschrift is, dat daartegen geen bezwaar en beroep mogelijk is en dat de president derhalve onbevoegd is om van het verzoek om een voorlopige voorziening kennis te nemen;
- Namens eiseressen zijn vervolgens tevens civielrechtelijke procedures geïnitieerd, die zijn ingeleid door dagvaardingen in kort geding van 4 december 2001;
- De civielrechtelijke behandeling van de zaken in kort geding alsmede de bestuursrechtelijke behandeling van de verzoeken om een voorlopige voorziening hebben op 5 december 2001 plaatsgevonden. De gemeente Den Haag heeft gevorderd als gevoegde partij te worden toegelaten;
- In beide procedures is de uitspraak bepaald op heden.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eiseressen vorderen, kort weergegeven, gedaagde te gebieden om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het besluit van 18 september 2001, respectievelijk voor wat betreft de gemeentegrens Den Haag - Rijswijk ter plaatse van de locatie Hoornwijck en de gemeentegrens Den Haag - Leidschendam bij de Zeeheldenbuurt/ Overgoo en in het Park Leeuwenbergh te herroepen en vervolgens binnen 7 dagen in een nieuw besluit de grenzen vast te stellen conform hetgeen namens eiseressen is bepleit, zulks op verbeurte van een dwangsom.
Daartoe wordt meer in het bijzonder het volgende aangevoerd.
Eiseressen hebben aangevoerd dat uit artikel 10, tweede lid van de Wet algemene regels herindeling voortvloeit dat de grensbeschrijving overeen moet stemmen met de grenzen die zijn aangegeven in de Wet en de daarbij behorende wettelijke kaart. Dat is voor wat betreft de percelen die liggen op de locatie Hoornwijck in Rijswijk en de Zeeheldenbuurt/Overgoo in Leidschendam niet het geval. De grens zoals aangegeven op de grensbeschrijving wijkt wezenlijk af van de grens die is aangegeven op de wettelijke kaart. Eiseressen achten deze afwijking niet gerechtvaardigd door de daarvoor in het bestreden besluit gegeven onderbouwing. De grensbeschrijving is dan ook in strijd met de wet en reeds op deze grond een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW. De gemeente Leidschendam stelt zich voorts op het standpunt dat gedaagde op twee locaties ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid kennelijke onjuistheden te corrigeren, terwijl hij bij het Tennispark Leeuwenbergh die bevoegdheid op onjuiste wijze heeft benut. Hiermee heeft gedaagde in strijd met artikel 10, tweede lid, van de Wet en daarmee onrechtmatig in de zin van artikel 6:162, voornoemd, gehandeld.
Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De gemeente Den Haag heeft zich bij dit verweer aangesloten.
3. Beoordeling van het geschil
De president is van oordeel dat het besluit van 18 september 2001 een besluit van algemene strekking, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift (avv) is. In jurisprudentie en doctrine is vastgesteld dat sprake is van een avv indien - onder meer - de regeling algemene regels inhoudt waarin rechtsnormen zijn vervat. Naar voorlopig oordeel wordt daar in het onderhavige geval niet aan voldaan. Het besluit is immers geen samenstel van algemene, abstracte regels, die zich voor herhaalde concrete toepassing lenen, doch houdt in het eenmalig vaststellen van een territoriale grens. Het geeft precies aan welke kadastrale percelen na 1 januari 2002 in welke gemeente liggen. Het besluit ontbeert het karakter van materiele wetgeving.
Het voorgaande betekent dat tegen het besluit beroep en daaraan voorafgaande bezwaar open staat en dat de president bijgevolg bevoegd is van het verzoek ex artikel 8:81, eerste lid, Awb kennis te nemen. De beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 18 september 2001 is derhalve voorbehouden aan de bestuursrechter. Nu tegen dat besluit een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat, is de president in civiel kort geding niet bevoegd van de vordering kennis te nemen.
Nu het initiëren van deze kort gedingprocedure het directe gevolg is van de aankondiging van gedaagde om in de bestuursrechtelijke procedure een ontvankelijkheidsverweer te zullen voeren, zal de president de kosten compenseren.
4. Beslissing
De President:
Verklaart zich onbevoegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.J. van Reenen - Stroebel en uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.
rm