ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7539
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.F.J.M. Schröder
- Rechtspraak.nl
Intrekking vluchtelingenstatus van eiser met Iraakse nationaliteit na vermeende terugkeer naar Irak
In deze zaak gaat het om de intrekking van de vluchtelingenstatus van eiser, een Iraakse nationaliteit, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft op 15 juni 2001 uitspraak gedaan in de bodemzaak, waarin eiser en zijn echtgenote, mede namens hun minderjarige kinderen, beroep hebben ingesteld tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie. De Staatssecretaris stelde dat eiser aannemelijk is teruggekeerd naar Irak, gebaseerd op Turkse uit- en inreisstempels in zijn reisdocumenten. Eiser betwistte deze claim en verklaarde dat hij de stempels via omkoping had verkregen om een langer verblijf in Turkije te verhullen.
De rechtbank heeft de verklaringen van eiser en de overgelegde bewijsstukken, waaronder een verklaring van de eigenaar van hotel Atalya in Silopi, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de periode van 23 oktober 1997 tot 25 november 1997 in het hotel verbleef en dat het niet aannemelijk is dat hij is teruggekeerd naar Noord-Irak. De rechtbank heeft de bestreden beschikking vernietigd en de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met de bewijsvoering in asielzaken, vooral wanneer het gaat om de status van vluchtelingen en de gevolgen van terugkeer naar het land van herkomst. De rechtbank heeft de rechtsregels en de relevante bepalingen van het Vluchtelingenverdrag in haar overwegingen betrokken, en heeft vastgesteld dat de intrekking van de vluchtelingenstatus niet gerechtvaardigd was op basis van de gepresenteerde feiten.