ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7571

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/35381
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel van een Hongaarse vreemdeling

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 14 augustus 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een Hongaarse vreemdeling. De vreemdeling, die als first offender was aangehouden voor een bagateldelict, stelde dat er sprake was van détournement de pouvoir en disproportioneel handelen, omdat hij voornamelijk werd ondervraagd over de locatie van zijn paspoort tijdens het strafrechtelijk verhoor. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de maatregel onterecht maakten, en dat er voldoende objectieve aanwijzingen waren voor een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling terecht was staande gehouden op basis van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000, en dat er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestond. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de rechtbank zag geen aanleiding om de maatregel op te heffen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij de toepassing van vrijheidsontnemende maatregelen in het vreemdelingenrecht.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
beroep vrijheidsontnemende maatregel
__________________________________________________
Reg.nr :AWB 01/35381 VRWET
Inzake :A, crv nummer [crv nummer], thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Ter Apel, hierna te noemen de vreemdeling,gemachtigde mr. D.M. de Boer, advocaat te Amsterdam,
tegen :de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. H. van Galen, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [...] 1969 en de Hongaarse nationaliteit te hebben.
2. Bij kennisgeving op grond van artikel 94 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000), ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 31 juli 2001, heeft verweerder de rechtbank bericht dat de vreemdeling met ingang van 28 juli 2001 de maatregel van bewaring is opgelegd. Krachtens die bepaling wordt de vreemdeling na de ontvangst van deze kennisgeving geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheids-ontnemende maatregel.
3. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op
7 augustus 2001. De vreemdeling is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig mevrouw E. Bodor, tolk in de Hongaarse taal.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank stelt vast dat de vreemdeling in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw2000.
2. Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
3. Namens de vreemdeling is aangevoerd dat een oneigenlijk gebruik is gemaakt van het strafrecht teneinde een vreemdelingrechtelijk doel te bereiken. Er is derhalve sprake van détournement de pouvoir alsmede disproportioneel handelen. De vreemdeling is als first offender in verzekering gesteld terzake van een bagateldelict waarna hem bij het strafrechtelijk verhoor voornamelijk is gevraagd waar zijn paspoort zich bevindt.
4. Namens verweerder is aangevoerd dat, gelet op recente jurisprudentie van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, deze rechtbank niet kan oordelen over de aanwending van een niet bij of krachtens de Vw2000 toegekende bevoegdheid ( uitspraken van 23 juli 2001, nr. 200102662/1 en van 26 juli 2001, nr. 200102650/1).
5. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van aan de maatregel voorafgaande feiten of omstandigheden (bijvoorbeeld in het strafrechtelijk voortraject) die zo zwaarwegend zijn dat verweerder niet tot de daarop volgende maatregel had kunnen komen zonder in strijd te handelen met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel.
6. Aangezien voorafgaand aan de maatregel met name uit de eigen verklaringen van de vreemdeling is gebleken van voldoende feiten en omstandigheden die naar objectieve maatstaven gemeten een redelijk vermoeden van illegaal verblijf van de vreemdeling in Nederland opleveren als bedoeld in artikel 50, eerste en tweede lid Vw2000, is de vreemdeling na beëindiging van het strafrechtelijk onderzoek terecht staande gehouden ingevolge die bepaling.
7. De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Verweerder heeft ter verkrijging van een geldig document voor grensoverschrijding het voornemen om de vreemdeling te presenteren bij de Hongaarse autoriteiten. Er is vooralsnog geen grond om aan te nemen dat een dergelijk document niet zal worden verkregen. Het zou te ver voeren verweerder verplicht te achten, zoals namens de vreemdeling is bepleit, om met de vreemdeling een niet nader genoemd park in Breda te bezoeken, alwaar de vreemdeling zijn paspoort en zijn geld aan een volslagen vreemde in bewaring heeft gegeven.
8. Niet is gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van de vreemdeling in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
9. Het beroep is derhalve ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de opheffing van de maatregel te bevelen .
10. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage
RECHT DOENDE:
Verklaart het beroep ongegrond.
IV. RECHTSMIDDEL
Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voorzover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheids-ontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Aldus gedaan door mr. M.J. van den Bergh en uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2001, in tegenwoordigheid van mr. N. Hobby, griffier.
afschrift verzonden op:
15 augustus 2001