ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7721

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/55516
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.F.J.M. Schröder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over termijnoverschrijding in asielprocedure van Turkse vreemdeling

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 16 november 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende een herhaalde aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door een vreemdeling van Turkse nationaliteit. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G. Tuenter, had zijn aanvraag ingediend op 18 oktober 2001. De aanvraag werd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen bij beschikking van 23 oktober 2001, waarop de vreemdeling beroep instelde. De rechtbank diende te beoordelen of de afhandeling van de aanvraag in het aanmeldcentrum (AC) correct was verlopen, met name of de wettelijke termijn van 48 uur was overschreden.

De rechtbank constateerde dat de AC-procedure in totaal 48 uur en 5 minuten had geduurd, wat een overschrijding van de termijn van 5 minuten betekende. De rechtbank oordeelde dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, waardoor de rechtbank niet toekwam aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beschikking van de IND en bepaalde dat de IND opnieuw op de aanvraag moest beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de IND veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.420,-- werden vastgesteld.

De rechtbank benadrukte dat de vreemdeling had aangevoerd dat hij gegronde reden had te vrezen voor vervolging in Turkije vanwege zijn hulp aan PKK-leden. De rechtbank ging niet in op deze inhoudelijke argumenten, aangezien de procedure niet correct was verlopen. De uitspraak biedt inzicht in de strikte naleving van termijnen in asielprocedures en de gevolgen van termijnoverschrijdingen voor de beoordeling van asielaanvragen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 01/55516
uitspraak: 16 november 2001
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...],
van Turkse nationaliteit,
IND dossiernummer 0104.02.8074,
eiser,
gemachtigde: mr. G. Tuenter, advocaat te Apeldoorn,
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. J.W. de Graaf, ambtenaar ten departemente.
1 Procesverloop
1.1 Op 18 oktober 2001 heeft eiser een herhaalde aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij beschikking van 23 oktober 2001 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd.
1.2 Bij beroepschrift van 23 oktober 2001 heeft eiser beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het beroep is ter zitting van 9 november 2001 behandeld. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. Aangezien verweerder de aanvraag heeft afgewezen in het aanmeldcentrum (AC), dient beoordeeld te worden of de aanvraag in het kader van de AC-procedure zonder schending van zorgvuldigheid had kunnen worden afgedaan.
3 Standpunten
3.1 Eiser heeft - kort samengevat - aangevoerd dat hij een herhaalde asielaanvraag heeft ingediend omdat hij in Turkije nog steeds gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging vanwege het feit dat hij hulp heeft verleend aan PKK-leden. Ter onderbouwing van die stelling heeft eiser een aantal documenten overgelegd.
Eiser vraagt voorts humanitaire hulp omdat hij gehandicapt is.
3.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat hetgeen door eiser naar voren is gebracht niet kan worden beschouwd als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De documenten die eiser bij de onderhavige aanvraag heeft overgelegd, kunnen niet leiden tot een ander oordeel dan reeds is verwoord in de beschikking van 4 april 2001. Verweerder overweegt in dit verband dat de door eiser overgelegde oproep tot aanhouding geen origineel document is en derhalve niet op authenticiteit kan worden onderzocht. Eisers verklaringen omtrent dit document zijn bovendien vaag. Voorts blijkt uit het door eiser overgelegde krantenartikel niet door wie of waarom eiser wordt gezocht, en is de inhoud van het artikel strijdig met eisers eerdere verklaringen.
Verweerder overweegt voorts dat eiser slechts van derden heeft vernomen dat een vriend van hem is opgepakt en overleden en dat eiser wordt gezocht door de autoriteiten, zodat deze informatie dient te worden beschouwd als zijnde afkomstig uit een niet objectief verifieerbare bron.
Inzake eisers stelling ziek te zijn en niet goed voor zichzelf te kunnen zorgen, overweegt verweerder dat eiser dienaangaande een aanvraag om een vergunning voor verblijf voor medische behandeling moet indienen.
3.3 Eiser stelt zich op het standpunt dat uit de door hem overgelegde stukken met voldoende zekerheid kan worden afgeleid dat hij bij terugkeer naar Turkije te vrezen heeft voor vervolging dan wel een behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder legt deze stukken ten onrechte zonder nader onderzoek terzijde.
De activiteiten die eiser voor de PKK heeft verricht zijn, mede gelet op het ambtsbericht van 4 mei 2001, vluchtelingrechtelijk relevant.
De asielaanvraag had bovendien niet in het aanmeldcentrum mogen worden afgedaan, omdat de AC-procedure meer dan 48 uur in beslag heeft genomen.
4 Overwegingen
4.1 Nu eisers gemachtigde ter zitting zijn stelling dat sprake is van een overschrijding van de 48-uurstermijn in de AC-procedure middels een schriftelijke berekening nader heeft onderbouwd, ziet de rechtbank aanleiding deze stelling als eerste te bespreken. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de door partijen ter zitting overgelegde informatie is gebleken dat in het zogenoemde ACLIS-formulier een foutieve datum is vermeld: de eindtijd van de nabespreking tweede gehoor SRA (stap 8 van fase 2 op het formulier) moet zijn 21.55 uur op 22 oktober 2001 in plaats van 21 oktober 2001. In aanmerking genomen deze wijziging komt de rechtbank tot de volgende berekening:
De eerste fase van de procedure is aangevangen op 18 oktober 2001 om 9.30 uur en geëindigd op 19 oktober 2001 om 21.30 uur, en heeft daarmee (onder aftrek van de uren tussen 22.00 uur en 8.00 uur) 26 uur geduurd.
De tweede fase is aangevangen op 19 oktober 2001 om 21.30 uur en geëindigd op 23 oktober 2001 om 9.55 uur (een uur na uitreiking van de beschikking), en heeft daarmee 44 uur en 25 minuten geduurd. De eerste en tweede fase samen hebben derhalve 70 uur en 25 minuten geduurd.
De voorbereiding van het nader gehoor door de Stichting Rechtsbijstand Asiel (SRA) heeft geduurd van 19 oktober 2001 om 21. 30 uur tot 20 oktober 2001 om 16.25 uur, derhalve 8 uur en 55 minuten. Deze voorbereiding mag maximaal twee uur duren, zodat sprake is van een overschrijding van 6 uur en 55 minuten.
De nabespreking van het nader gehoor heeft geduurd van 21 oktober 2001 om 17.30 uur tot 22 oktober 2001 om 21.55 uur, derhalve 18 uur en 25 minuten. De nabespreking mag maximaal drie uur duren, zodat sprake is van een overschrijding van 15 uur en 25 minuten. De totale overschrijding die voor risico van de SRA komt is derhalve (6.55 uur plus 15.25 uur) 22 uur en 20 minuten. Dit betekent dat de AC-procedure (70.25 uur minus 22.30 uur) 48 uur en 5 minuten heeft bedragen.
Mitsdien is sprake van een termijnoverschrijding die naar het oordeel van de rechtbank niet verschoonbaar kan worden geacht. De rechtbank komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
4.5 Gelet op het voorgaande leende de asielaanvraag zich niet voor afdoening in het aanmeldcentrum en is het beroep ongegrond.
4.6 Nu eiser in het gelijk wordt gesteld, wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten.
5 Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking van 23 oktober 2001;
- bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvraag zal beslissen
met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser
ad f. 1.420,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden
als rechtspersoon die deze kosten aan eiser dient te
vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.F.J.M. Schröder en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L.J.C. Hangx als griffier op 16 november 2001
_________________________________________________________________________
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen op de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: