ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7757
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Ollermann
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de voortzetting van de maatregel van bewaring van een vreemdeling na afwijzing van de asielaanvraag
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 6 december 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van de maatregel van bewaring van een vreemdeling, die op 7 november 2001 een afwijzende beschikking op zijn asielaanvraag ontving. De vreemdeling, die zich beroept op zijn Koerdische afkomst en dienstweigering, stelde dat er geen zicht op uitzetting op korte termijn was, aangezien hij beroep had ingesteld tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. De rechtbank overwoog dat de vreemdeling in de eerdere procedure geen melding had gemaakt van zijn status als dienstweigeraar, wat zijn argumentatie verzwakte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, op 22 november 2001 is begonnen met de voorbereidingen voor de presentatie van de vreemdeling bij de Turkse autoriteiten, die op 27 november 2001 heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat deze handelwijze niet getuigde van gebrek aan voortvarendheid, ondanks dat de voorbereidingen in de regel binnen 14 dagen na de afwijzing van de asielaanvraag zouden moeten beginnen. De rechtbank oordeelde dat de enkele overschrijding van deze termijn met één dag niet voldoende was om de bewaring op te heffen, vooral omdat de presentatie kort na de aanvang van de voorbereidingen had plaatsgevonden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelde dat de voortzetting van de maatregel van bewaring rechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die aanleiding gaven om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.