ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7758
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van de voortzetting van de maatregel van bewaring van een vreemdeling
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 18 december 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De vreemdeling, die sinds 4 september 2001 in bewaring was gesteld, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie om de maatregel van bewaring voort te zetten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling op 12 december 2001 in persoon is gepresenteerd bij de Turkse autoriteiten, die de aanvraag om afgifte van een laissez-passer in behandeling zouden nemen. De rechtbank oordeelde dat de verweerder voldoende voortvarend had gehandeld, ondanks dat er enige vertraging was opgetreden door interne communicatieproblemen binnen de Vreemdelingendienst. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vreemdeling zelf had kunnen bijdragen aan een snellere uitzetting door zijn Nüfüs te overleggen. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de bewaring in dit geval gerechtvaardigd was en dat het beroep van de vreemdeling ongegrond was. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen grond was voor toekenning van schadevergoeding. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring bevestigd, waarbij eerdere uitspraken van de rechtbank in acht zijn genomen.